Motie compen­se­rende en miti­ge­rende maat­re­gelen in het kader van de Flora- en faunawet

Datum : 28 januari 2009

Onderwerp : Motie compenserende en mitigerende maatregelen in het kader van de
Flora- en faunawet

Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 28 januari 2009 ter bespreking van agendapunt 2, 6e partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, As Leiden Katwijk, nummer 6004.

Gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:
• in het Plan Geuze 'Valkenburg' wordt gerekend tot de zogenoemde ‘natte spons-gebieden’. (dat zijn laaggelegen natte gebieden waar niet gebouwd mag worden);
• er geen meting op dit vlak heeft plaatsgevonden;
• binnen het plangebied van Valkenburg verschillende flora en fauna aanwezig zijn, zoals:
- Rugstreeppadden voorkomen beschermde vissoorten (kleine Modderkruiper, Bittervoorn);
- de Watervleermuis, de Meervleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Rosse vleermuis en de Laatvlieger
- de Grote bonte specht en de Nachtegaal op verschillende plekken in het betreffende gebied broeden (nesten van deze soort worden beschouwd als vaste verblijfplaatsen);
- grote aantallen verschillende weidevogels;
• deskundigen als Grontmij en de Commissie MER ernstige kritiek hebben op de bovengenoemde plannen voor bebouwing van 'locatie Valkenburg’ en omgeving op het vlak van onduidelijkheid over de gevolgen voor het voortbestaan van de in het plangebied voorkomende plant- en diersoorten;
• er dus geen vergewissing is over de gevolgen voor het voortbestaan van de in het plangebied voorkomende plant- en diersoorten;
• redelijkerwijs dus niet te verwachten is dat een ontheffing op grond van artikel 75, lid 4 van de Flora- en Faunawet door het Ministerie van LNV zal worden verleend, en het besluit dat in dit geval een nieuwe ontwikkeling toestaat, dus eigenlijk niet genomen mag worden;
• in het voorstel aangegeven wordt dat vanwege de globaliteit van deze streekplanherziening een ontheffing van de Flora- en faunawet pas bij de uitwerking in een bestemmingsplan of projectprocedure noodzakelijk is. Bij de ontheffingsvraag moet aangegeven worden welke mitigerende of te compenseren maatregelen in de planuitvoering worden genomen om schadelijke effecten te beperken.

overwegende dat:
• het plan zal leiden tot ernstige en onomkeerbare milieuschade waaronder de uitdroging van Europese natuurgebieden;
• herstel van herstelbare milieuschade zeer kostbaar zal zijn;
• Gedeputeerde Staten in het algemeen een integrale aanpak voorstaat;
• het nu al meenemen van mitigerende en compenserende maatregelen om schadelijke effecten voor flora en fauna te beperken en niet te wachten tot de uitvoeringsfase wenselijk is en getuigt van een integrale en brede aanpak;
• er nu al nagedacht moet worden over mitigerende compenserende maatregelen en niet gewacht moet worden tot het laatste moment, de uitvoeringsfase, wanneer het noodzakelijk is;
• de kritiek van Grontmij en Commissie MER niet voldoende is meegnomen in het huidige voorstel;

draagt het College van Gedeputeerde Staten op:

• de kritiek van Grontmij en Commissie MER aangaande de 6e partiële herziening streekplan Zuid-Holland West, As Leiden Katwijk ter harte te nemen en hierop actie te ondernemen;
• op basis van deze en andere uitkomsten op het gebied van ecologische gevolgen voor het plangebied in 2009 al beginnen met het nemen van mitigerende en te compenseren maatregelen om schadelijke effecten voor flora en fauna te beperken in het kader van de Flora- en faunawet;

en gaat over tot de orde van de dag

A.H.K. van Viegen