Schrif­te­lijke vragen (tusse­ne­va­luatie) Fauna­be­heerplan Damhert


Indiendatum: jul. 2012

SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 21 juni 2011
Onderwerp : Schriftelijke vragen Faunabeheerplan Damhert

Toelichting
Op 1 februari 2011 heeft het toenmalige College van Gedeputeerde Staten voor een periode van 3 jaar het Faunabeheerplan Noord- en Zuid-Holland vastgesteld. i.s.m. de Faunabeheereenheden. Het nieuwe college heeft dierenwelzijn als speerpunt opgenomen in haar collegeprogramma, waaruit blijkt dat door dit college het welzijn van dieren belangrijk wordt gevonden. Hierdoor is een nieuwe situatie ontstaan.

Toelichting op vraag 5:
In het Faunabeheerplan staat vermeld dat ter vermindering van de populatie- en schadedruk voor ieder mannelijk dier dat in de zone of buiten het leefgebied wordt gedood, net zoveel hindes (in het leefgebied) zullen worden gedood dat de geslachtsverhouding ongewijzigd blijft. Hiermee wordt tevens bereikt dat in de toekomst minder afschot nodig zal zijn. Dit wordt voorgesteld, terwijl men helemaal geen concreet overzicht heeft van de interne populatie en de verhouding tussen de mannelijke en vrouwelijke dieren. Ondanks dat wil GS dat tegenover ieder – buiten het terrein - gedood mannelijk dier ook het doden van een vrouwelijk dier binnen het terrein moet staan.

Toelichting op vraag 7
Op pagina 50 van het Faunabeheerplan staat vermeld: “Statische borden werken niet altijd. Bestuurders raken hier aan gewend en passen hun snelheid niet meer aan.” Uit diverse wetenschappelijke rapporten en uit ervaringen op de Veluwe is gebleken dat wildsignaleringssystemen wel werken. Deze gaan alleen aan als wild daadwerkelijk waargenomen wordt in de wegberm. Daarnaast wordt in de Verenigde Staten tegenwoordig gebruik gemaakt van signaleringssystemen via GPS apparatuur (TomTom), waarbij de bestuurder een waarschuwingssignaal te horen krijgt als hij in gebieden rijdt waar een verhoogd risico is op wildaanrijdingen.

Toelichting op vraag 9
In antwoord op eerder gestelde schriftelijke vragen geeft u aan dat de reeënstand juist is toegenomen. In antwoord op gestelde vragen d.d. 31 augustus 2010 geeft u aan:
“5. Is het juist dat de reeënstand in Zuid-Kennemerland (gedeelte boswachterij Noordwijk), de laatste jaren is gedaald? Zo ja, hoe sterk is deze daling en hoe is de reeënstand ten opzichte van 2006 toen de ontheffing werd verleend?
Antwoord
Nee. Het aantal reegeiten en reebokken is op basis van tellingen van Staatsbosbeheer (boswachterij Noordwijk) in de periode van 2006 tot heden (voorjaarsstand) geschat op respectievelijk 61, 68, 94, 96 en 89 reeën.
6. Indien het juist is dat de reeënstand enorm is achteruitgegaan, welke aanleiding is er dan om toch populatiebeheer toe te passen?”
Antwoord
Uit de telgegevens kan niet de conclusie worden getrokken dat de reeënstand in het gebied van Staatsbosbeheer over een aantal jaren enorm is achteruitgegaan. Er is eerder sprake van een lichte stijging. Afschot van reeën vindt plaats overeenkomstig de op 14 december 2006 verleende ontheffing. GS spreken zichzelf hierin tegen.

Toelichting opvraag 11
In het Faunabeheerplan worden cijfers gepresenteerd betreffende aanrijdingen met damherten. In het plan ontbreekt het echter aan een goede registratie en analyse van deze aanrijdingen (ernst van de aanrijding, tijdstip van de dag, weersomstandigheden, exacte locatie, lokale situatie wat betreft vegetatie, snelheid van de auto, enz.). De Partij voor de Dieren heeft informatie van de politie gekregen dat ook (eenzijdige) aanrijdingen en situaties, waarbij een damhert of ree in de buurt is gezien, worden meegeteld. Door het ontbreken van een goede registratie en analyse is dit niet te verifiëren of uit te sluiten en zijn de gegevens zeer onbetrouwbaar. Als gevolg hiervan is het niet mogelijk om te beoordelen of het mogelijk is om maatregelen te nemen ter voorkoming van aanrijdingen. Evenmin is het mogelijk om te beoordelen of het afschieten van tientallen damherten per jaar zich verhoudt tot het leed van enkele aanrijdingen per jaar. Ook Alterra vraagt om een goede registratie en analyse van de aanrijdingen.

Toelichting op vraag 14
In het Faunabeheerplan wordt niet aangegeven welke gedragsveranderingen zullen optreden in de damhertenpopulatie. Reguliere jacht in natuurgebieden heeft tot gevolg dat damherten schuwer en schrikachtiger worden. Dit heeft (negatieve) effecten op het hele gedrag van de populatie. Stress kan leiden tot ongecontroleerd gedrag en tot extra migratie waardoor de kans op verkeersongevallen kan toenemen. Ook zal bij voorkeur geen afschot plaatsvinden in de directe omgeving van woningen. Het is mogelijk dat de damherten zich daardoor juist meer gaan ophouden in gebieden waar ze overlast veroorzaken. Door Alterra is wetenschappelijk aangetoond dat op de Veluwe het aantal aanrijdingen bij afschot juist toeneemt i.p.v. afneemt.

Toelichting op vraag 17
Alterra heeft een aantal aanbevelingen gedaan in het wetenschappelijk rapport ‘Factoren die een rol spelen bij aanrijdingen met wilde hoefdieren op de Veluwe’:
Registratie
Er is nog lang niet een goede registratie van aanrijdingen met damherten. Onder incident valt bij de politieregistratie al een melding dat een automobilist een hert heeft gezien, zonder dat er een aanrijding heeft plaats gevonden. Onderzoek naar aanrijdingen valt of staat met een gedegen analyse die slechts mogelijk is bij een optimaal functionerend registratiesysteem. Hierin mag een nauwkeurige plaatsbepaling van een aanrijding niet ontbreken. Het in de Veluwe ontwikkelde registratiesysteem moet worden toegepast in de andere delen van Nederland. Alleen dan kunnen op termijn ook elders analyses van aanrijdingen worden uitgevoerd. De hieruit ontwikkelde modellen kunnen worden benut in bestaande of te ontwikkelen situaties waarin wegverkeer wordt gecombineerd met de aanwezigheid van wilde hoefdieren (Seiler 2005).
Kennis van de populatie
Nadere modellering van de populatiedynamiek van deze soorten is essentieel voor een goed begrip van het effect van het afschot op de dichtheid. Ten grondslag aan alle experimenten ligt dan ook een gedegen analyse van afschot- en telstatistieken over de afgelopen 20 jaar. Daarnaast dient onderzoek plaats te vinden naar het effect van jachtactiviteiten op bewegingen van wilde hoefdieren en naar de mogelijkheid om de nauwkeurigheid van de inventarisaties te vergroten (Groot Bruinderink & Van Breukelen 2009). Men heeft geen inzicht in de populatie damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD). Wilde hoefdieren zijn beschermde diersoorten. Iedere aantalreductie dient met grote zorg en gedifferentieerd te gebeuren. Omdat dichtheid, leeftijd en geslacht belangrijke discriminerende factoren kunnen zijn bij aanrijdingen, verdient het aanbeveling na te gaan of met deze drie factoren bij het populatiebeheer rekening kan worden gehouden.
Het verkeersvolume
Voor de Veluwe is het van belang dat maatregelen worden genomen ter vermindering van het nachtelijk verkeersvolume. Waar en wanneer mogelijk dienen wegen ’s nachts afgesloten te worden voor gemotoriseerd verkeer. Omdat in de nacht het verkeersvolume beperkt is, is onderzoek naar het effect van verkeerssnelheid in de nachtelijke uren gewenst. Informeren van de weggebruiker is hier onlosmakelijk mee verbonden.
Daarnaast ook inzet van alternatieven om de kans op aanrijdingen te beperken zoals verlaging maximum snelheid, verbeteren zicht langs weg door vegetatie in de bermen laag te houden etc. (zie rapport Verkeersveiligheid en damherten dat in opdracht van provincie zelf is opgesteld)

Naar aanleiding van de bovenstaande toelichting wil de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voorleggen.

Vragen
1) Op welke wijze wordt er bij afschot van damherten rekening gehouden met de veiligheid van de jaarlijkse vele honderdduizenden bezoekers van de Amsterdamse waterleidingduinen (AWD), zijn de jagers bekend in het gebied en waarom is dit belangrijke veiligheidsaspect niet in dit faunabeheerplan opgenomen?
2) Welk belang hechten GS aan de economische waarde van de aanwezigheid van damherten in de AWD en op welke wijze heeft GS dit meegewogen en waaruit blijkt dat?
3) Een minimale eis voor het faunabeheerplan is dat een aantal randvoorwaarden wordt geformuleerd waaraan moet worden voldaan om de gewenste ecologische doelen te kunnen realiseren. De minimale omvang van de damhertenpopulatie is één van die randvoorwaarden. Waarom hebben GS dit voor de Amsterdamse waterleidingduinen (AWD) niet aangegeven?
4) In het plan staat dat jaarlijks damhertenpopulaties worden geteld en dat er een eenduidige telmethode wordt ontwikkeld. Binnen de faunabeheereenheden zijn hiervoor echter nog nauwelijks kennis en methoden ontwikkeld of ook constructieve ervaringen opgedaan. Wat vindt u hiervan, hoe schatten GS de betrouwbaarheid in van de huidige telmethodes en en wat gaat u doen of heeft u gedaan om een eenduidige telmethode te ontwikkelen?
5) Waarom kiezen GS voor afschot van de hindes, terwijl GS geen inzicht heeft in de gegevens van de populatie zelf en dus de consequenties van dit besluit niet kunnen overzien. Welke (wetenschappelijke) onderbouwing gebruikt u hiervoor?
6) Op dit moment zijn op veel plaatsen rondom de AWD hekken geplaatst. Kunnen GS de huidige stand van zaken weergeven ten aanzien van de plaatsing van de hekwerken en de resultaten daarvan met betrekking tot overlast?
7) Waarom hebben GS de in toelichting genoemde effectieve maatregelen niet meegenomen als oplossing voor de overlast? Zijn GS bereid om deze maatregelen vanuit haar verantwoordelijkheid te stimuleren en te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
8) Wanneer de AWD met andere gebieden verbonden wordt, is het probleem van juridische aansprakelijkheid van ‘gehouden dieren’ opgelost, omdat het terrein dan voldoende groot is. Zijn GS bereid om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de diverse duingebieden op een goede manier met elkaar te verbinden? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
9) Klopt het dat de reeënstand de laatste 2 jaar juist licht is toegenomen in plaats van afgenomen (zoals wordt aangegeven in het Faunabeheerplan Damhert)? Zo nee, hoe verklaren GS het gegeven antwoord op schriftelijke vragen en wat is de juiste stand van zaken op dit moment? Zijn GS bereid om dit nader te onderzoeken?
10) Klachten van derden (om overlast te meten) is een subjectieve graadmeter om effecten te meten. Objectieve waarnemingen, zoals het meten van de hoeveelheid schade en het aantal aanrijdingen en een goede registratie van de feiten en omstandigheden en een deugdelijke analyse hiervan zijn dat wel. Zijn GS bereid om te starten met een nauwkeurige registratie van aanrijdingen inclusief alle relevante informatie om na verloop van tijd een deugdelijke analyse te kunnen uitvoeren m.b.t. de aanrijdingenproblematiek met damherten en reeën? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn en kunnen GS PS hiervan op de hoogte houden?
11) In het faunabeheerplan wordt het actieve wildwaarschuwingssysteem genoemd als effectief middel ter voorkoming van aanrijdingen (op pagina 61). In het hoofdstuk “voorgenomen beheer” van het plan wordt hier echter niets mee gedaan! Kan dit alsnog worden meegenomen als maatregel? Zo nee, waarom niet?
12) In het faunabeheerplan wordt niet gesproken over het dierenleed dat wordt veroorzaakt als gevolg van de jacht op honderden damherten in en buiten het duingebied. Jaarlijks zullen zeer veel dieren bloot staan aan stress, verwondingen, en pijn. Wat vindt u van het enorme dierenleed dat wordt veroorzaakt met de afschot van vele honderden damherten, op welke wijze heeft u dit ethische aspect meegewogen in het faunabeheerplan en op welke wijze wilt u dit dierenleed verminderen?
13) Wat vindt u van de wetenschappelijke onderbouwde constatering dat het aantal aanrijdingen als gevolg van afschot toeneemt en wat gaat u met deze wetenschap doen?
14) In het faunabeheerplan wordt niets vermeld over de negatieve effecten van de jacht op andere diersoorten. Het afschieten van damherten heeft niet alleen schrikreacties tot gevolg bij de damherten, maar ook bij reeën, kleine zoogdieren en vogels. De dieren in het natuurgebied zullen als gevolg van de jacht ernstig worden verstoord. Op welke wijze waarborgen GS dat andere beschermde dieren in en om de AWD niet worden verontrust door de afschot van damherten?
15) Zijn GS op de hoogte van het genoemde rapport en waarom hebben GS deze aanbevelingen niet opgenomen in het faunabeheerplan? Zijn GS bereid om dit alsnog te doen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
16) Wat is de schade aan gewassen door damherten in 2010, 2011 en 2012 geweest?
17) Kunnen GS een overzicht geven van het aantal daadwerkelijke aanrijdingen en een overzicht of dit de afgelopen 2 jaar is toegenomen, dan wel afgenomen?
18) Hoeveel mannelijke en vrouwelijke damherten zijn er in 2010, 2011 en 2012 tot nu toe afgeschoten in Zuid-Holland, op welke plaatsen en op welke tijdstippen?
19) Kunnen GS op een onderbouwde manier aangeven wat het effect is van het afschotbeleid en waaruit dat is gebleken? Welke conclusie trekken GS hieruit?

A.H.K. van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

Indiendatum: jul. 2012
Antwoorddatum: 16 jul. 2012

Klik hier voor antwoorden. En hier voor bijlage 1 en hier voor bijlage 2.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen ontheffing afschot damherten op golfbaan

Lees verder

Schriftelijke vragen provinciaal baggerbeleid

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer