Schrif­te­lijke vragen vergun­ningen Natuur­be­scher­mingswet en beleid Ruim­te­lijke Ordening


Indiendatum: aug. 2012

SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 25 augustus 2012
Onderwerp : Schriftelijke vragen vergunningen Natuurbeschermingswet en beleid Ruimtelijke Ordening


Toelichting

De natuur in Nederland wordt op veel plaatsen negatief beïnvloed door een hoge depositie van stikstof. Te hoge depositie heeft negatieve gevolgen voor de biodiversiteit. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat in 2010 61% van de natuur heeft een overschrijding van de kritische depositiewaarden en dat deze overschrijdingen voor het grootste deel worden veroorzaakt door de landbouw. , Ook de Commissie MER heeft haar zorgen geuit over het behalen van de natuurdoelen vanwege een nog steeds te hoge stikstofdepositie.
De Partij voor de Dieren maakt zich ernstig zorgen over de toekomst van de natuur en de Natura- 2000-gebieden.

Toelichting vraag 3
De Provincie heeft een zorgplicht om passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat bestaand gebruik de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied verslechtert en dat er door bestaand gebruik storende factoren optreden die -gelet op de instandhoudingsdoelstellingen- een significant effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Toelichting vraag 4
De provincie kan degene die bestaand gebruik uitoefent waardoor de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren of waardoor er storende factoren optreden die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen een significant effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen:
a. verplichten binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn informatie te verstrekken over het gebruik;
b. verplichten binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn en met inachtneming van door het bevoegd gezag te geven instructies de nodige preventieve of herstelmaatregelen te treffen; of
c. verplichten dat gebruik binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn te staken of te beperken.

Toelichting op vraag 5, 6, 7, 8 en 9
In 2012 zijn in de Alblasserwaard vier vergunningen afgegeven inzake de Natuurbeschermingswet voor uitbreidingen van veehouderijen, omdat deze veehouderijbedrijven zijn gelegen o.a. nabij Natura 2000-gebied Donkse Laagten en de Biesbosch.
Vergunningen Natuurbeschermingswet 2012 in de Alblasserwaard:
1) Bleskensgraaf: nr: PZH-2012-343817587. In de nabijheid van o.a. de Natura 2000-gebieden Donkse Laagten en de Biesbosch.
Uitbreiding ligboxenstal met 140 melkkoeien en 100 jongvee.
2) Oud Alblas: nr: PZH-2012-343671592. In de nabijheid van o.a. de Natura 2000-gebieden Donkse Laagten en de Biesbosch.
Uitbreiding 245 melkkoeien en 3 stieren (nu 187 koeien en 87 jongvee. Nieuw: 310 melkkoeien, 149 jongvee en 3 fokstieren: er is een discrepantie van 122 melkkoeien. Uitbreiding van jongvee is niet meegenomen.
3) Brandwijk: PZH-2012-332435178. In de nabijheid van de Donkse Laagten.
Uitbreiding gemengde veehouderij: van 80 naar 105 melkkoeien, van 60 naar 70 jongvee. En van 450 vleesvarkens naar 1614 vleesvarkens(!).

De aangewezen (habitat)soorten voor de Donkse Laagten zijn: kolgans, brandgans, kleine zwaan en de blauwgraslanden. Het habitattype blauwgraslanden verkeert landelijk in een zeer ongunstige staat van instandhouding. Vooral in het laagveengebied staat het habitattype er slecht voor, terwijl het hier moeilijk hersteld kan worden. De landelijke staat van instandhouding van het habitattype blauwgraslanden is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “zeer ongunstig” (De kritische depositie ligt bij 100 mol N/ha/jaar).

Uit onderzoek van het Natuur- en Bosonderzoek blijkt dat er over het algemeen een achteruitgang van soorten van moeras- en waterecotopen, soorten van natte en voedselarme graslanden (wijst op verdroging en vermesting van het milieu; ook een gevolg is van inname van de ecotopen door bebouwing en landbouw), alsook het verlies van een aantal akkersoorten tengevolge van het gebruik van herbiciden en gewijzigde intensievere teeltmethodes.
In de Biesbosch komen deze soorten voor: kalkminnend grasland op dorre zandbodem, voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, laaggelegen schraal hooiland met grote vossenstaart en/of grote pimpernel en stroomdalgraslanden.
Ook de in de Biesbosch voorkomende glanshaver- en vossenstaarthooilanden en de stroomdalgraslanden zijn gevoelig voor stikstofdepositie.

Staatsbosbeheer heeft ter bescherming van de vegetatie in de Biesbosch een aantal hydrologische maatregelen genomen om de verdroging en verzuring van het soortenrijke grasland terug te dringen. Daarnaast wordt beheer toegepast op het verwijderen van stikstof door bijvoorbeeld te plaggen.

Toelichting op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15
Een vierde vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet is verleend in Rockanje nr: PZH-2012- 341915471, in de nabijheid van Voornes Duin. Het betreft hier een verplaatsing van een melkveehouderij en een uitbreiding van 25 melkkoeien naar 70 melkkoeien en 49 jongvee.

Toelichting op vraag 16 en 17
De wet vereist dat significante gevolgen worden onderzocht voor projecten of handelingen afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen. Om de gevolgen van een activiteit op de instandhoudingsdoelen te kunnen bepalen, zou de provincie moeten beschikken over een zogenaamde ‘cumulatieboekhouding’: een overzicht per Natura 2000-gebied van alle toegestane activiteiten in en nabij het gebied in ruimte en tijd.

Toelichting op vraag 22
In een brief aan Provinciale Staten, d.d. 6 juni 2011 geeft de gedeputeerde H. Weber aan m.b.t. de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS):
“Op dit moment is de stikstofproblematiek het grootste knelpunt voor Natura 2000 in Nederland. Voor veel voor stikstof gevoelige Natura 2000 doelen is de huidige achtergrondconcentratie al te hoog. De consequentie daarvan is dat een nieuwe (economische) activiteit die voor extra stikstof in een Natura 2000 gebied zorgt voor de Natuurbeschermingswet vergunningplichtig is. En dergelijke vergunningen zijn nu lastig te verlenen. Om dat op te lossen is EL&I samen met de provincies het project Programmatische Aanpak Stikstof gestart. Die aanpak gaat uit van: (1) een dalende trend van de stikstofwaarden in de Natura 2000 gebieden, (2) borging van goed natuurbeheer, zodat de Natura 2000 doelen gerealiseerd worden, en (3) het verdelen van economische ontwikkelruimte.”

In de brief wordt tevens het volgende aangegeven:
“Op dit moment worden alle Natura 2000 gebieden conform de PAS geanalyseerd. Daarvoor zijn op landelijk niveau hulpmiddelen gemaakt. Het gaat om Aerius, een rekenmodel om de invloed van stikstofemissies op Natura 2000 gebieden te berekenen. Via het model kan per Natura 2000 gebied bepaald worden hoeveel economische ontwikkelruimte beschikbaar is. Daarnaast is voor alle Natura 2000 doelen een ecologische herstelstrategie gemaakt, waarmee de natuurmaatregelen bepaald kunnen worden die nodig zijn om de Natura 2000 doelen te realiseren. Het uitvoeren van de analyses vergt een forse inspanning in korte tijd. EL&I heeft hiervoor € 95.000 toegezegd. Medio juli weten we voor alle gebieden of en onder welke voorwaarden de Natura 2000 doelen haalbaar zijn, en of er voldoende economische ontwikkelruimte is. Vanaf medio juli volgt daarover bestuurlijke afstemming met EL&I.”

Toelichting op vraag 23 en 24
De Raad van State stelt in haar advies dat het benutten van de zogeheten ontwikkelingsruimte alleen mogelijk is indien in de gebiedsanalyse (die onderdeel uitmaakt van de Programmatische Aanpak Stikstof), brongerichte en gebiedsgerichte maatregelen zijn gewaarborgd, zodat de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden behouden blijven, herstel daarvan plaatsvindt, dan wel beide opties niet onmogelijk worden. In dit verband wijst de Raad van State op vaste rechtspraak van het Hof van Justitie over de zogeheten ‘resultaatsverplichting’. Daarin staat dat lidstaten van de EU dienen te anticiperen op mogelijke verslechteringen en verstoringen, zodat zij niet mogen wachten met het nemen van maatregelen tot de verslechtering of verstoring daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
De Raad van State stelt verder in haar advies dat gegarandeerd moet zijn dat Nederland de natuurdoelen van Natura 2000-gebieden binnen een redelijke termijn zal bereiken en dat de tijd die Nederland daarvoor neemt ecologisch verantwoord moet zijn.

Toelichting op vraag 25
Voor projecten waarover Gedeputeerde Staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid Natuurbeschermingswet nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, maakt de initiatiefnemer alvorens Gedeputeerde Staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, van dat gebied.

Vragen

1) A) Kunt u van alle vergunningen van de Natuurbeschermingswet in 2011 en 2012 per
vergunning aangeven wat de toename van stikstofdepositie is?
B) Kunt aangeven wat de huidige stikstofdepositiewaarde en eventuele overschrijding van de Zuid-Hollandse Natura 2000-gebieden is?
2) Kunt u aangeven welke maatregelen of beleidswijzigingen de provincie heeft genomen of gaat nemen om druk van stikstofdeposities op kwetsbare natuur te doen afnemen?
3) Welke passende maatregelen zijn door de provincie tot nu toe genomen en welke maatregelen en op welke termijn gaat u nog nemen?
4) Kunt u aangeven of u in de afgelopen vier jaar gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid en zo ja in welke gevallen?
5) Kunt u zo helder mogelijk uitleggen en onderbouwen waarom er volgens u geen nadelige gevolgen zijn voor de Donkse Laagten aangewezen blauwgraslanden, temeer omdat deze graslanden gevoelig zijn voor stikstofdepositie?
6) Hoe verklaart u de discrepantie in de vergunning nr. PZH 2012- 343671592 te Oud Alblas van 122 koeien en waarom is de uitbreiding jongvee niet meegenomen?
7) Welke economische noodzaak ligt ten grondslag aan de uitbreiding van het veehouderijbedrijf te Brandwijk en is deze uitbreiding van o.a. 1164 varkens(!) in overeenstemming met het bestemmingsplan en het provinciaal ruimtelijk beleid?
8) Kunt u zo helder mogelijk uitleggen waarom er geen nadelige gevolgen zijn voor de Biesbosch aangewezen en in de toelichting nader benoemde habitattypen (graslanden), temeer omdat deze graslanden gevoelig zijn voor stikstofdepositie?
9) Zijn de maatregelen die genomen worden door Staasbosbeheer in de Biesbosch voldoende om de gevolgen van de gezamenlijke veehouderijuitbreidingen en andere projecten en activiteiten die zorgen voor extra stikstofdepositie, om de stikstofdepositie in het geheel niet te laten toenemen? Kunt u dit nader toelichten?
10) Waarom wordt (zonder aanvullende maatregelen) een vergunning verleend, terwijl de stikstofdepositie in Voornes Duin nu al te hoog is en de rechter al eerder heeft aangegeven dat bij te hoge stikstofdeposities in Natura 2000-gebieden geen uitbreidingen van veehouderijbedrijven mogen plaatsvinden? Waarom heeft u dit niet meegenomen in de beoordeling/overwegingen bij de vergunningverlening?
11) De nieuwvestiging is gelegen pal naast de EHS Strypse Wetering. Hoe sluit u uit dat 300 % meer uitstoot geen schade veroorzaakt aan de EHS ter plaatse in de wetenschap dat bijvoorbeeld het kalkminnende madeliefje (bellis) verdwijnt door de toenemende stikstofdepositie?
12) Een onafhankelijke commissie, de Agrarische BeoordelingsCommissie uit Hazerswoude heeft in 2010 onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van een nieuwe melkveehouderij en concludeert dat gezien de ontwikkelingen vanaf 1994 die hebben geleid tot de huidige resultaten, de commissie geen positieve conclusie durft te trekken of dhr. Noordemeer in staat zal zijn het bedrijf te doen uitgroeien naar een volwaardig melkveehouderijbedrijf. Uit informatie blijkt ook dat dhr. Noordermeer zijn vee al van de hand gedaan heeft. Waarom verleent u toestemming voor nieuwvestiging, terwijl dit indruist tegen het vigerende provinciale beleid?
13) Volgens het ontwerpbestemmingsplan staat dat op het bedrijfsperceel bloemrijk grasland ontwikkeld wordt. Hoe hoog schat u de kans in dat dit wordt gerealiseerd als er sprake is van mestinjectie en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen?
14) U geeft aan dat er geen gevolgen zullen zijn voor het Natura 2000-gebied Voornes Duin, omdat het nieuwe bedrijf verder is gelegen van Voornes Duin dan het oude bedrijf. Heeft u bij de beoordeling/overwegingen meegenomen dat er sprake is van een toename van 300% meer uitstoot en kunt u dit nader toelichten?
15) U gaat uit van de huisvesting van de in 2009 gedane melding van 100 stuks melkvee en 70 stuks jongvee op de Lodderlandsedijk 4 te Westvoorne. Uit inventarisatie van de locatie blijkt dat deze aantallen dieren daar nooit gehuisvest kunnen worden. Bent u bereid om de vergunning in te trekken, omdat er sprake is van onjuiste informatie? Zo nee, waarom niet?
16) Wordt een boekhouding zoals genoemd in de toelichting door de provincie bijgehouden? Zo ja, kunnen wij hiervan een overzicht krijgen? Zo nee, waarom niet? Gaat u dit alsnog doen en op welke termijn?
17) Worden door de gezamenlijke provincies centraal bijgehouden:
• de aanvragen en besluiten per Natura 2000-gebied (dit is van belang voor gebieden die in meer dan één provincie liggen. Tevens is deze informatie noodzakelijk om cumulatieve effecten van activiteiten in ruimte en tijd te kunnen beoordelen);
• type activiteiten en beoordeling van de effecten van deze activiteiten (op deze manier ontstaan een landelijk lerend systeem dat het bevoegd gezag behulpzaam kan zijn bij het beoordelen van zwaarte en gevolgen van aanvragen);
• aantallen en besluiten aanvragen;
• de onderbouwende rapporten en effectstudies die ten grondslag liggen aan de verleende vergunningen;
• centraal overzicht, die behulpzaam is bij de Europees-rechterlijke verplichting om derogatierapporten op te stellen in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn?
Zo nee, bent u bereid om dit in IPO verband aan te kaarten en te bewerkstelligen? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
18) Is er een overzicht per gebied van stikstofdepositie op kleine schaal? Zo ja, kunt u die ons doen toekomen? Zo nee, bent u bereid om deze overzichten te gaan opstellen? Zo nee, waarom niet?
19) Bent u met ons van mening dat de gegevens, als bedoeld in vraag 18, betrokken moeten bij de beoordeling of er wel of geen vergunning inzake de Natuurbeschermingswet wordt verleend? Zo nee, waarom niet?
20) Zijn er cumulatief (alle vergunningen en emissies bij elkaar opgeteld) versterkte effecten op de Natura 2000-gebieden en worden de cumulatieve effecten van de verschillende activiteiten in samenhang bekeken? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet en gaat u dit alsnog doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
21) Heeft de provincie voldoende expertise in huis om een goede beoordeling/afwegingen te kunnen maken om wel of geen vergunning te verlenen? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, op welke wijze wordt de benodigde expertise verkregen?
22) Kunt u de huidige stand van zaken aangeven m.b.t. hetgeen in de toelichting staat vermeld?
23) Op welke wijze geeft u inhoud aan het genoemde advies van de Raad van State?
24) Op welke wijze levert de provincie Zuid-Holland hieraan een bijdrage en vindt hierover afstemming plaats in IPO verband? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet en gaat u dit alsnog doen?
25) Zijn er aanvragen, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied? Zo ja, welke passende beoordelingen van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied zijn door de initiatiefnemers van de bovengenoemde vergunningen verricht?
26) Welke randvoorwaarden stelt u aan de informatie, die wordt aangeleverd door een vergunningaanvrager van een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet?
27) Waarom wordt er door de provincie bij de beoordeling en overwegingen voor het verlenen van een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet alleen gebruik gemaakt van de door de aanvrager verstrekte gegevens (zoals wordt aangegeven in de vergunningen) en wordt er geen gebruik gemaakt van andere beschikbare relevante gegevens?

A.H.K. van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

1 http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:180794&type=org&disposition=inline
2 http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/500088007.pdf
3 http://www.commissiemer.nl/actueel/2012juli/PAS_biedt_nog_onvoldoende_zicht_op_economische_ontwikkelingsruimte

4 http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/documenten/profielen/habitattypen/profiel_habitattype_6510.pdf

5 http://www.raadvanstate.nl/adviezen/zoeken_in_adviezen/zoekresultaat/?advicepub_id=10233

Indiendatum: aug. 2012
Antwoorddatum: 31 aug. 2012

Klik hier voor de antwoorden.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen geplande uitbreiding megastal Bergambacht

Lees verder

Schriftelijke vragen affakkelen Shell Pernis

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer