(tech­nische) vragen Fauna­be­heerplan Damherten in het Noord- en Zuid-Hollandse duin­gebied 2016-2020


Indiendatum: jan. 2016

Vragen Partij voor de Dieren

1) Kunnen we het beleidsplan uit 2002 ontvangen?

Schade en verkeersveiligheid

2) Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse schadevergoedingen van 2006-2010 in Zuid-Holland, veroorzaakt door damherten?

3) Op pag. 3 staat: “In Zuid-Holland is een belangrijk deel van het voorgenomen afschot wel uitgevoerd met als gevolg minimale landbouwschade en relatief weinig aanrijdingen.” Kunt u overtuigend aantonen waarom het gevolg van minimale landbouwschade en relatief weinig aanrijdingen komt door afschot en niet door andere oorzaken?

4) De uitgebrachte rapporten van o.a. het OBN-deskundigenteam Duin- en Kustlandschap[1] en van Alterra[2] geven geen antwoorden op vragen over mogelijke schade door damherten: er is geen overtuigend bewijs voor ecologische schade aan het duingebied als gevolg van begrazing door damherten. Met het oog hierop is het raadzaam om voorafgaand aan afschot nader onderzoek te verrichten om hierover stellige uitspraken te kunnen doen. Wordt er nader onderzoek gedaan? Zo nee, waarom niet?

5) Welke bijdrage heeft de afrastering aan de Zuid-Hollandse kant gehad op de enorme vermindering van de landbouwschade en veel minder aanrijdingen?

6) Wanneer zijn de hekwerken rondom de Amsterdamse Waterleidingduinen in het Zuid-Hollandse deel geplaatst? Zijn de hekwerken er de oorzaak van dat er vanaf 2011 geen schade meer is ontstaan in Zuid-Holland en een minimum aan aanrijdingen?

Tellingen

7) Op pag. 17 staat: “Een telling van welk dier in de natuur dan ook, is altijd een momentopname. Er is geen bruikbare methode voorhanden waarmee het mogelijk is het aantal damherten binnen het plangebied precies vast te stellen.” Verschillen tussen jaren kunnen een correcte weergave zijn van een stijgende of dalende trend, maar kunnen net zo goed toegeschreven worden aan bedekkingsgraad (meer of minder ontwikkelde stuiken, dus minder of meer zicht), weersomstandigheden en ervaring van de aanwezige tellers. In hoeverre is het aantal in het faunabeheerplan genoemde aantal damherten in overeenstemming met het werkelijke aantal damherten en is er geen sprake van dubbeltellingen? Hoeveel kan de mogelijke afwijking naar boven of beneden zijn?

Damhertenpopulatie, biodiversiteit en natuurdoelen

8) Waarom is er weinig rekening gehouden met de Natura 2000-doelstellingen (zoals de in de AWD aangewezen doelsoorten meervleermuis, nauwe korfslak en groenknolorchis) maar meer met algemene natuurdoelstellingen?

9) In het Faunabeheerplan wordt de teruggang van de biodiversiteit toegeschreven aan de hoge begrazingsdruk van damherten. Dat geeft een vertekend beeld. Waarom zijn factoren zoals de aanwezigheid van schapen en runderen, het konijn, recreanten, stikstof/vergrassing, de klimaatverandering niet hierin meegenomen?

10) Welke andere manieren, anders dan door afschot van damherten, worden uitgevoerd om de biodiversiteit in de Amsterdamse Waterleidingduinen te bevorderen?

11) Deelt u de mening dat de inzet van damherten op bepaalde locaties in Amsterdamse Waterleidingduinen juist als positief wordt ervaren ter voorkoming van vergrassing en vermindering van CO2, zoals bij de grijze duinen?[3] En hoe komt het dat andere grote (verwilderde) grazers (die worden beschreven als positief voor de verbetering van de biodiversiteit en mogen blijven in de duinen) beter te sturen zijn dan damherten?

12) Door de hogere begrazingsdruk ontstaat een unieke samenstelling van fauna en flora die elders in Nederland niet te vinden is. Een voorbeeld: de in Nederland uiterst zeldzame vlinder de Keizersmantel vis in het Nationaal Park Zuid Kennemerland amper waargenomen (8 waarnemingen in de afgelopen 5 jaar), net als in de rest van Nederland, terwijl de vlinder in de Amsterdamse Waterleidingduinen, waar de begrazingsdruk hoger is, juist is toegenomen (in 2011 vier waarnemingen en in 2014 243 waarnemingen!). Vreemd genoeg schetst het Faunabeheerplan een situatie waaruit blijkt dat het mogelijk heel slecht gaat met deze soort in de Amsterdamse waterleidingduinen, en GS nemen dit in het Faunabeheerplan zonder twijfel over (pag. 32). Hoe verklaart u deze toename en waarop zijn de bevindingen in het Faunabeheerplan gebaseerd?

13) Er is voor een miljoenenbedrag een ecoduct gebouwd over de Zandvoortselaan in Zandvoort, zodat dieren in en uit de Amsterdamse Waterleidingduinen en het noordelijker gelegen Nationaal Park Zuid Kennemerland kunnen migreren. Zuid-Kennemerland is een gebied groter dan de Amsterdamse Waterleidingduinen, waar nog volop plaats is voor de damherten. Waarom wordt het ecoduct niet opengesteld zodat de vermeende populatiedruk in de Amsterdamse Waterleidingduinen kan verminderen, temeer omdat het verbinden van natuurgebieden juist een Europese natuurdoelstelling is?

14) Welke andere maatregelen worden er genomen naast afschot?

15) Door afschot reproduceren dieren zich sneller, waardoor er meer dieren moeten worden afgeschoten. Natuurlijk evenwicht kan worden bereikt zonder menselijk ingrijpen. Waarom is dit onderdeel niet meegewogen in het faunabeheerpan?

16) Intensieve begrazing zorgt voor een andere samenstelling van de natuur en niet een mindere natuur. Dit blijkt uit observaties in de Oostvaardersplassen, waar de biodiversiteit verbazingwekkend is, ondanks de hoge dichtheden grote grazers[4]. Uit de zienswijze van de Dierenbescherming blijkt dat zij de rapporten, waarop het faunabeheerplan is gebaseerd, heeft laten beoordelen door twee onafhankelijke biologen op kwaliteit, om te bepalen of de conclusie dat damherten schadelijk zijn voor de natuur wel uit de onderzoeken getrokken kunnen worden. De beoordelingen geven aan dat de onderzoeken geen reden geven om over te gaan tot grootschalig afschot van damherten in de AWD, omdat 1) de waargenomen effecten niet alleen negatief zijn, maar ook positief, 2) de negatieve effecten geen tot nauwelijks betrekking hebben op de voor Nederland en Europa van belang zijnde natuurwaarden (Natura-2000) en 3) de onderzoeken niet valide genoeg zijn om aan te tonen dat de waargenomen effecten toe te schrijven zijn aan damherten (dat kan net zo goed komen door recreatiedruk, konijnen, stikstofdepositie of andere factoren).[5] Welk bewijs heeft u dat het veranderende duinlandschap en schade aan de aanwezige biodiversiteit toe te schrijven is aan een eventueel uitdijende damhertenpopulatie en niet door andere oorzaken?

17) De begroeiing van het duinlandschap is door de jaren heen veranderd. Dit is mede te wijten aan het fanatiek aanplanten van exotische dennen, door zure regen en een enorme stikstofdepositie. Vergrassing, verruiging, verbossing hebben de schaars begroeide duinen vervangen. De kalkrijke duinen zijn uitgeloogd en de typische kalkminnende flora is grotendeels verdwenen.[6] De intensieve landbouw heeft tevens een afname van de biodiversiteit tot gevolg gehad. Grote oppervlakten van de Amsterdamse Waterleidingduinen worden daarnaast met kranen en ander zwaar materieel volledig van alle begroeiing ontdaan.[7] Het onderzoeksbureau OBN natuurkennis concludeert dat het effect van damherten niet éénduidig is en mogelijk alleen voor het habitattype binnenduinbos een negatief effect aan damherten is toe te schrijven. Dit is een gebied van 4 hectare in de AWD. Aan de Grijze duinen (c.a. 1200 ha) kunnen damherten een positieve bijdrage leveren door vergrassing tegen te gaan. Andere habitattypen blijven buiten beschouwing evenals de drie aangewezen soorten nauwe korfslak (H1014), meervleermuis (H1318) en groenknolorchis (H1903). Het is daarom zeer opmerkelijk dat ook dit onderzoek tot een advies komt waarin damherten uit voorzorg dienen te worden gereduceerd. Indien u van mening bent dat de damherten enige schade aan de biodiversiteit toebrengen; kunt u bij benadering aangeven voor hoeveel procent zij hiervoor verantwoordelijk zijn?

18) Op pag. 15 staat: “Optreden zoals tot heden in alleen de randen van het leefgebied (en buiten het leefgebied) waarbij slechts mannelijke dieren worden gedood, heeft geleid tot een scheve geslachtsverhouding en leeftijdsopbouw, en vereist (op termijn) meer afschot om effectief te zijn omdat de populatie blijft groeien.” Welke conclusies trekt u nog meer uit deze constatering, behalve dat er meer afschot nodig is?

19) Op pag. 28 staat: “Naast zeldzamere soorten nemen ook algemene soorten (rap) af, en dat baart zorgen.” Welke oorzaken spelen, naast de in het plan aangegeven oorzaak van de aanwezigheid van damherten, nog meer een rol bij de vermindering van algemene soorten in de AWD?

20) Hoofdregel in de natuur is dat vooral voedsel de aantallen stuurt. In gebieden zullen nooit meer dieren aanwezig kunnen zijn dan dat de natuur aan voedsel biedt. Waarom ontbreekt dit uitgangspunt in de planopzet en wordt dit niet in de strategische opzet betrokken?

Verkeersveiligheid

21) Buiten het duingebied wordt door de provincie al jaren ontheffing verleend om damherten te schieten met als argument dat deze dieren een gevaar zouden vormen voor de verkeersveiligheid. Uit de praktijk blijkt dat het plaatsen van rasters een positieve invloed heeft gehad op het terugbrengen van het aantal aanrijdingen. De rechtbank Haarlem heeft een uitspraak gedaan, waarin gesteld wordt dat onduidelijk is waar zich in het verleden aanrijdingen hebben voorgedaan en welke alternatieve maatregelen zijn getroffen om aanrijdingen te voorkomen.[8] Er zijn voldoende alternatieven voorhanden, zoals het plaatsen van rasters, het verlagen van de maximum snelheid, de bewustwording van automobilisten op de aanwezigheid van damherten vergroten en het plaatsen van drempels. De schade en het aantal aanrijdingen in Zuid-Holland is waarschijnlijk vooral door de plaatsing van hekken tot een minimum gedaald. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de provincie Noord-Holland het veronderstelde causale verband tussen het aantal aanrijdingen en de populatieomvang onvoldoende onderbouwt. Kunt u aangeven of er sprake is van een causaal verband tussen het aantal aanrijdingen met damherten en de populatieomvang? Zo ja, waar baseert u dit verband op?

22) Door het afschieten van damherten worden de herten schuw en laten zich minder zien. Bovendien zal onrust ontstaan, wat uitbraak uit het gebied tot gevolg zal hebben, hierdoor zal de overlast voor vooral het verkeer enkel toenemen. In wetenschappelijk onderzoek is er een causaal verband gevonden tussen jacht (momenten van afschot) en toename van het aantal aanrijdingen met wild[9]. Met het oog op mogelijke uitbraken door onrust: neemt het aantal aanrijdingen vanwege het afschot niet juist toe en daarmee de verkeersonveiligheid? Kunt u het antwoord nader toelichten?

23) Bij draagkracht en de daaruit voortvloeiende berekening voor afschot van damherten in de komende vijf jaar wordt uitgegaan van modellen, waarbij de werkelijkheid wordt aangepast aan het model. Dit lijkt de omgekeerde wereld. Zoölogen pleiten dan ook voor een aanpak waarbij beheer op basis van draagkrachtberekeningen niet meer de standaard zijn, maar dat schade het uitgangspunt is voor beheermaatregelen[10]. Beheermaatregelen hoeven dan niet persé afschot in te houden, maar een breed scala aan maatregelen die aanrijdingen kunnen voorkomen, inclusief maatregelen die gericht zijn op een andere inrichting van het gebied (bv. hekken, bermverschraling), of het ree of de automobilist waarschuwen. Modellen, zo geven zij aan, zijn niet het juiste middel om in de huidige tijd problemen op te lossen. Waarom is er niet voor gekozen om de omgeving de draagkracht te laten bepalen en daarmee het aantal damherten dat in een gebied voorkomt in plaats van een model?

24) In het politieregistratiesysteem worden incidenten geregistreerd, waaronder ook meldingen dat men een hert heeft gezien. Dat kan een vertekend beeld geven van het aantal aanrijdingen met damherten. Is er, zoals in het Faunabeheerplan staat vermeld, in alle gevallen ook echt sprake van werkelijke aanrijdingen met damherten? Zijn het alleen aanrijdingen met damherten of vallen aanrijdingen met reeën hier ook onder?

Toelichting vraag 275

25) Op blz. 3 van het Faunabeheerplan staat: “In de Noord- en Zuid-Hollandse duingebieden tussen IJmuiden en Den Haag is de damhertenpopulatie in de afgelopen jaren explosief toegenomen: van minimaal ca.150 dieren in 2000, tot minimaal ca. 3.800 dieren in 2015.’ En verder “Dit faunabeheerplan (2016-2020) bevat een pakket maatregelen dat tot doel heeft bij te dragen aan verbetering of behoud van de gewenste biodiversiteit in het gebied, en aan een goede balans tussen de belangen en behoeften van de in het wild levende dieren aan de ene kant en de belangen van mens en maatschappij aan de andere kant. Hiervoor is het nodig de populatie terug te brengen tot een niveau van circa 1.000 dieren.”

26) Uit de historie blijkt dat afschermen de meest succesvolle aanpak blijkt. Dat blijkt zowel uit de cijfers op het gebied van de wildaanrijdingen, de landbouwschade en ook beschreven nadelen voor de biodiversiteit.

27) Kunt u overtuigend aantonen hoe het mogelijk is dat vooral de schadegevallen op het gebied van wildaanrijdingen en landbouwschade in Zuid-Holland dalen terwijl de aantallen damherten een onverwacht grote stijging kende?

Economische schade

28) De ontstane onrust zal er tevens voor zorgen dat damherten zich niet meer laten zien. Dit gaat ten koste van het unieke karakter van de Amsterdamse Waterleidingduinen. Zullen er door het afschot minder mensen het park bezoeken? Zo nee, waarop is dit gebaseerd? Gelet op voorgaande; is de economische schade begroot? Zo ja, wat is volgens u de economische schade?

Kosten en opbrengsten

29) Hoeveel kost het afschieten van de herten in de komende vijf jaar? Kunt u dit bedrag specificeren? Door wie wordt dit betaald?

30) Wat gebeurt er met de afgeschoten herten? Wordt dit vlees verkocht? Zo ja, wie ontvangt de opbrengsten van de verkochte dode dieren?

Afscherming van het leefgebied en natuurverbindingen

Toelichting vraag 31

31) Op blz. 46 van het Faunabeheerplan staat: “Volledige omrastering is om zowel ecologische als landschappelijke redenen niet wenselijk. Naast de hoge kosten, levert het plaatsen van een damhertkerend raster (hoogte 2,40 m) een aantal nadelige gevolgen op: Bij het verder groeien van de populatie zal bijna zeker voedselschaarste ontstaan.
De schade aan habitats, vegetaties en dientengevolge de leefgebieden van andere soorten zal verder toenemen;
Omrastering verbreekt de ecologisch noodzakelijke verbindingen tussen de verschillende delen van het duingebied en blokkeert uitwisseling en vrije migratie van andere soorten; landschappelijk en recreatief is het plaatsen van rasters binnen het gebied zeer ongewenst.nAl met al is omrasteren strijdig met Europees en rijksbeleid, dat juist gericht is op verbinden van natuurgebieden. Daarnaast kan sterfte door voedselgebrek en onnodig lijden van dieren ontstaan. Zowel langdurige droogte en warmte in de zomer als langdurige vorst in de winter kan deze sterfte aanjagen.”

Tot de 19e eeuw kende ons land een afweren van wild ten opzichte van landbouwpercelen en menselijke bewoning via vooral wildwallen, wildsingels en andere landschapselementen, die nu nog juist waardevolle minibiotopen vormen en verrijkingen van het landschap. Waarom zijn deze mogelijkheden niet in de planopzet overwogen?

32) Een jaar geleden hebben de gezamenlijke provincies de basis vastgesteld van het Natuurnetwerk Nederland. Daarvan maken ook de duinen deel uit. Hieraan zullen nog de onderlinge verbindingen moeten worden toegevoegd. De inpassing in het Natuurnetwerk Nederland zal afschermingen vereisen ten opzichte van alle kwetsbare gebieden en menselijk activiteiten. Waarom zijn de inpassingen op het te vormen Natuurnetwerk Nederland niet in de planopzet overwogen?

33) Bij het aanbrengen van afschermingen geldt de algemene plicht te voorzien in compenserende maatregelen voor soorten waarvoor doorgang is vereist. Daarvoor is inmiddels een scala aan middelen en mogelijkheden ontwikkeld. Waarom zijn deze middelen niet in de planopzet betrokken en zelfs buiten vermelding gebleven?

De vegetatie

Toelichting vraag 34

Voor de volgende vraag wordt verwezen naar het rapport “Damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen, Hun invloed op het duinlandschap en de kwaliteit van enkele habitats”, OBN-Deskundigenteam Duin- en Kustlandschap, Bosschap, bedrijfschap voor bos en natuur, mei 2013, Directie Kennis en Innovatie, Ministerie van Economische Zaken, Advies-OBN-03-DK Den Haag, 2013.”[11]

Op pag. 47 van het Faunabeheerplan staat:

“Uitrasteren gevoelige habitats/vegetaties

Om te voorkomen dat damherten gevoelige of beschermde vegetaties beschadigen, is het in principe mogelijk om deze vegetaties of habitattypen uit te rasteren. Dit kan slecht op beperkte schaal plaatsvinden. Waternet heeft, vanuit de verantwoordelijkheid voor het behoud en herstel van habitats en kwetsbare flora en fauna, besloten in het voorjaar van 2015 tijdelijke rasters te plaatsen om een tiental struwelen van wilde liguster en braam en een bijzondere groeiplaats van kruisbladgentiaan. Deze noodmaatregel beschermt vooral een aantal belangrijke nectarbronnen tegen damhertenvraat die van cruciaal belang zijn voor insectensoorten als de Duinparelmoervlinder en de Keizersmantel. Het effect van dit uitrasteren is echter zeer beperkt op de schaal van het hele leefgebied.”

Een goed opgezette afscherming, vooral met volautomatisch functionerende, geprogrammeerde en detecterende laserapparatuur, mede steunend op de gunstige ervaringen in fruitteelt, vraagt slechts een beperkt deel van de personele capaciteit van de inzet die proactief afschot van tot zo’n 800 damherten teruggebrachte populatie.

Vanwege na afschot zal onder de resterende damherten sprake zijn van een maximale voortplantingsstress, die resulteert in een jaarlijkse aanwas van minimaal 55% en daarom een toekomstig jaarlijks afschot van minstens zo’n 450 damherten.

34) Kan de personele inzet niet vele malen beter op de meest effectieve afscherming van de kwetsbare vegetatie worden ingezet, omdat vastgesteld is dat een intensievere begrazing gewenst is voor het realiseren van de Natura 2000-doelstellingen? Zo nee, waarom niet?

Dierenwelzijn

Toelichting vraag 35

Als er een afweging gemaakt wordt tussen twee beheervormen: actief afschot van gezonde dieren versus afschot van dieren die conditioneel niet op orde zijn, dan blijkt dat het welzijn van dieren bij reactief beheer beter geborgd is. Dit zijn de bevindingen in de Oostvaardersplassen.

Vroeg reactief beheer heeft in vergelijking met actief afschot zoals nu wordt voorgesteld een aantal voordelen voor de dieren. De dieren zijn geheel vrij in het uiten van natuurlijk gedrag (groepsstructuren vormen zich op natuurlijke wijze, ervaren dieren blijven in de groep en dragen hun kennis en ervaring over aan de jongere dieren. Zij zijn minder angstig en hebben minder stress, kunnen leven in natuurlijke groepen en natuurlijke selectie bepaalt welke dieren overleven en welke niet. Zo ontstaat een situatie waarbij dieren goed zijn aangepast aan de omgeving. De adviescommissie (ICMO2) die zich boog over het vraagstuk grote grazers in de Oostvaardersplassen constateerde in 2010 ook dat vroeg reactief minstens net zo veel voordelen voor het welzijn van de dieren heeft, in vergelijking met actief afschot of extensieve veehouderijsystemen.

35) Waarom is er niet gekozen voor een aanpak waarbij de beheerders de populatie monitoren om zwakkere dieren uit hun mogelijk lijden te verlossen (vroeg reactief beheer), naar voor actief beheer? Kunt u dit nader onderbouwen?

36) Op welke wijze wordt het dierenwelzijn van de damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen gewaarborgd bij actief afschot?

Validiteit constateringen Faunabeheerplan damhert

Toelichting vraag 37

Er worden in het Faunabeheerplan conclusies getrokken, die niet valide zijn.

Een voorbeeld:

‘Er is een explosieve toename van damherten geconstateerd (op basis van gegevens van Waternet)’ (pag. 3)

‘Er is een daling waargenomen van de onderzochte soortgroep, plant of een bepaald dier in het onderzoek’ (pag. 27, pag. 32 en pag. 53)

Deze daling is niet waargenomen in een gebied waar minder damherten zijn.

Vervolgens worden de stijgende lijn van damherten en dalende lijn van de onderzochte soort aan elkaar gekoppeld (op aanname dat ze beiden iets met elkaar te maken hebben) en wordt een verband gevonden met als conclusie: damherten hebben een negatief effect op een andere bepaalde diersoort.

Het woord ‘damhert’ kan hier net zo goed worden vervangen door het woord ‘recreanten’. De Dierenbescherming vergelijkt het in haar zienswijze met het volgende: ‘’Dat een conclusie niet op deze wijze mag worden getrokken illustreert het volgende voorbeeld: In de jaren 90 namen het aantal ooievaars sterk toe in Nederland evenals het aantal mensenbaby’s. In Duitsland was dit niet het geval en bleef ook het aantal baby’s achter. Kortom: Ooievaars bezorgen baby’s.’

37) Worden deze niet-valide conclusies heroverwogen en zo nee, waarom niet?

38) De Partij voor de Dieren is tot de slotsom gekomen dat er op basis van verkeerde conclusies en deels onjuiste gegevens door GS besluiten zijn genomen om massaal damherten te doden. Zijn GS bereid om de besluiten te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?

[1] https://www.waternet.nl/media/643550/onderzoeksrapportage_obn_deskundigenteam_d.d._mei_2013.pdf

[2] http://edepot.wur.nl/45683

[3] https://www.waternet.nl/media/643550/onderzoeksrapportage_obn_deskundigenteam_d.d._mei_2013.pdf

[4] van Maanen 2014 Oostvaardersplassen blijven ecologen verrassen. Bionieuws, 29 maart

2014, Jaargang 24

[5] https://www.dierenbescherming.nl/userfiles/pdf/2016_01_04_Zienswijze%20Damherten%20vanuit%20Dierenbescherming%20%20inclusief%20bijlagen.pdf

[6] http://www.faunabescherming.nl/

[7] https://www.waternet.nl/projecten/life-project-waterleidingduinen/planning/

[8] http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3656

[9]http://www.zoogdiervereniging.nl/sites/default/files/imce/nieuwesite/Winkel/pdf%20download/2010.071%20Effecten%20van%20populatiebeheer%20op%20gedrag%20van%20ree,%20damhert,%20edelhert%20en%20wild%20zwijn.pdf

[10] Dekker et al. 2015 Draagkrachtmodellen in reewildbeheer. Vakblad Natuur, Bos, Landschap.

[11] https://www.waternet.nl/media/643550/onderzoeksrapportage_obn_deskundigenteam_d.d._mei_2013.pdf

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen verhandelen knobbelzwanen

Lees verder

Schriftelijke vragen NOS bericht over opvangplekken asielzoekers

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer