vervolg­vragen afschot reeën


Indiendatum: okt. 2010

SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 6 oktober 2010
Onderwerp : Schriftelijke vervolgvragen afschot reeën


Toelichting

Naar aanleiding van de antwoorden op schriftelijke vragen over afschot van reeën d.d. 31 augustus 2010 heeft de fractie van de Partij voor de Dieren nog een aantal vragen, die we aan u willen voorleggen.

Vragen

1) In antwoord op vraag 5 geeft u aan: “Het aantal reegeiten en reebokken is op basis van tellingen van Staatsbosbeheer (boswachterij Noordwijk) in de periode van 2006 tot heden (voorjaarsstand) geschat op respectievelijk 61, 68, 94, 96 en 89 reeën. Deze cijfers lijken erop te wijzen dat de populatie in 2006 en 2007 nog is gegroeid, maar daarna is gestabiliseerd. Hieruit blijkt dat het afschot in deze periode de groei van de populatie niet heeft belemmerd. De stabilisatie geeft aan dat de draagkracht van de omgeving is bereikt. Bent u op grond hiervan met ons van mening dat afschot dus niet effectief is om de populatie te reguleren? Zo ja, bent u dan bereid deze ontheffing in te trekken? Zo nee, op basis van welke gegevens bent u van mening dat afschot wel bijdraagt aan het reguleren van de stand?

2) In antwoord op vraag 7 geeft u aan: “Afschot van reeën vindt plaats op basis van een vigerende ontheffing. Deze ontheffing is verleend om te voorkomen dat grootschalige sterfte door overpopulatie in relatie met hoge recreatiedrukte plaatsvindt, waardoor de reeën door stress en drukte verzwakken of uit het terrein worden verjaagd.” Bent u met ons van mening dat er geen sprake is van overpopulatie en dat afschot van reeën daarom voorlopig kan worden stopgezet? Zo nee, waarom niet?

3) In antwoord op vraag 8 geeft u aan: “Het beheren van de reeënpopulatie moet op een veilige manier gebeuren en het afschot vindt plaats waar de dieren zich bevinden. Dit kan de zeereep zijn. Afschot vindt met name plaats van oude, zieke dieren of dieren die ernstig verwond zijn.” Uit informatie is gebleken dat er ook gezonde, niet-gewonde en jonge dieren worden afgeschoten.
Kunt u een overzicht geven van alle op basis van deze ontheffing geschoten
reeën tot nu toe, waarbij per ree zowel het geslacht als de leeftijd is aangegeven
en waarbij tevens is vermeld of het dier ziek was en zo ja, om welke ziekte het
ging en of het dier gewond was en zo ja, om wat voor verwonding het ging?

4) In antwoord op vraag 10 geeft u aan: “Er zijn bij ons geen recente meldingen van schade door reeën in het werkgebied van Wildbeheereenheid Zuid-Kennemerland.” Bent u met ons van mening dat daarom in dat gebied geen afschot hoeft plaats te vinden als er geen recente meldingen van schade door reeën zijn? Zo nee, waarom niet?

5) In antwoord op vraag 10 geeft u verder aan: “In het aanliggende werkgebied van Wildbeheereenheid Duin- en Bollenstreek (overig deel Bollenstreek van Wassenaar tot Hillegom) zijn dit jaar wel schades gemeld bij het Faunafonds. Naar aanleiding van deze schades is op 21 mei 2010 een ontheffing aan FBE Zuid-Holland verleend voor het doden van reeën ter voorkoming van belangrijke schade aan bloemen, bloembollen en zaden in de periode van 1 februari tot en met 15 maart 2011. Hoeveel schademeldingen veroorzaakt door reeën zijn bij het Faunafonds binnengekomen, om welke bedragen ging het en om welke gewassen?

6) Bent u met ons van mening dat bij bollentelers een geringe schade als bedrijfsrisico moet worden beschouwd en zo ja tot welk bedrag of tot welk percentage van de opbrengst er dan nog sprake is van een bedrijfsrisico? Zo nee, waarom niet?

7) Welke preventieve maatregelen moeten door bollentelers minimaal worden genomen alvorens er mag worden overgegaan tot afschot van reeën?

8) In antwoord op vraag 11 geeft u aan: “Ieder jaar vinden tellingen van reeën plaats. Daarnaast dient jaarlijks een rapportage te worden overlegd van het aantal dieren dat is gedood (voorschrift 3 van de verleende ontheffing). Op basis van deze informatie kan, voor zover daar aanleiding voor is, het toegestane quotum worden aangepast en de ontheffing worden gewijzigd.” Het feit dat er een jaarrapportage wordt overlegd is nog geen antwoord op de vraag. Hoe beoordeelt u de jaarrapportages in relatie tot de verleende afschotontheffing? Welke criteria hanteert u om te beoordelen of de ontheffing dient te worden gewijzigd?

9) Hoeveel reeën en reebokken moeten er volgens u minimaal in dit gebied aanwezig blijven? Hoe denkt u te voorkomen dat het aantal reeën onder dit niveau terechtkomt?

10) U geeft in antwoord opvraag 11 aan dat jaarlijks een rapportage dient te worden overlegd van het aantal dieren dat is gedood (voorschrift 3 van de verleende ontheffing). Op basis van deze informatie kan, voor zover daar aanleiding voor is, het toegestane quotum worden aangepast en de ontheffing worden gewijzigd. Wanneer is er voor u aanleiding om de ontheffing te wijzigen en maatwerk toe te passen m.b.t. afschot van reebokken en reeën gedurende de afschotontheffing?

A.H.K. van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

Indiendatum: okt. 2010
Antwoorddatum: 6 okt. 2010

Klik hier voor de antwoorden.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen foerageergebieden voor ganzen

Lees verder

Schriftelijke vragen Ecologische Hoofdstructuur

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer