Vervolg­vragen naar aanleiding van de vragen over de antwoorden (nummer 2183) over de verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond van de Flora- en faunawet ex artikel 68 aan fauna­be­heer­een­heden om 16.175 en 3.320 brandgan


Indiendatum: mei 2009

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 18 mei 2009
Onderwerp : Vervolgvragen naar aanleiding van de vragen over de antwoorden (nummer 2183) over de verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond van de Flora- en faunawet ex artikel 68 aan faunabeheereenheden om 16.175 en 3.320 brandganzen te vangen en te doden

Toelichting

In antwoord op vraag 13 van de bovengenoemde antwoorden op schriftelijke vragen geeft u aan: “Ontheffing is primair bedoeld om landbouwschade tegen te gaan. Daarnaast kunnen overzomerende ganzen ook negatieve invloed hebben op bijvoorbeeld rietvogels. Dit wordt bevestigd op pagina 59 en 60 van het rapport van SOVON 'Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei’. In onze ontheffing hebben wij hier rekening mee gehouden.”

Het rapport bevestigt echter geenszins de negatieve invloed van grauwe ganzen op rietvogels.
In deze zijn pagina 59 en 60 in onze optiek helemaal niet van belang, maar juist pagina 117 van dat rapport: Zo staat er: Voor Blauwborst en Rietzanger werd in tegenstelling tot de verwachting een positief verband gevonden tussen het aantal territoria en de hoeveelheid Grauwe Ganzen (tabel 7.2).
En bij de Kleine Karekiet en de Rietgors werd geen verband gevonden tussen het aantal territoria en de aantallen Grauwe Ganzen. Deze soorten nemen ook niet zo zeer toe (tabel 7.3).

Vragen

Naar aanleiding van bovenstaande toelichting wil de fractie van de Partij voor de Dieren Zuid-Holland de volgende vragen aan u voorleggen:
1. Op pagina 117 van het rapport van SOVON ‘Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei’¹ wordt geconcludeerd dat er geen sterk bewijs bestaat voor een negatief verband tussen de aantallen Grauwe Ganzen en rietvogels. Kunt u zo specifiek mogelijk aangeven hoe u dan toch tot uw antwoord op vraag 13 bent gekomen?
2. Deelt u onze mening dat uw antwoord op vraag 13 een niet geheel juiste conclusie uit het rapport van SOVON is? Zo nee, waarom niet?
3. Indien het antwoord onjuist is, wat had dan het juiste antwoord moeten zijn?


Namens de Partij voor de Dieren Zuid-Holland:



A.H.K. van Viegen
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

¹(http://www.sovon.nl/pdf/Ond%202006-02%20Overzomerende_ganzen.pdf)

Onderwerp

Vervolgvragen naar aanleiding van de vragen over de antwoorden (nr. 2183) over de verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond van de Flora-en Faunawet ex artikel 68 aan faunabeheereenheden om 16.175 en 3.320 brandganzen te vangen en te doden
Ter voldoening aan artikel 54 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, deel ik u mee, dat het lid van Provinciale Staten A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren), d.d. 14 mei 2009, bij mij de volgende vragen heeft ingediend:
Toelichting In antwoord op vraag 13 van de bovengenoemde antwoorden op schriftelijke vragen geeft u aan: “Ontheffing is primair bedoeld om landbouwschade tegen te gaan. Daarnaast kunnen overzomerende ganzen ook negatieve invloed hebben op bijvoor¬beeld rietvogels. Dit wordt bevestigd op pagina 59 en 60 van het rapport van SOVON 'Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei’. In onze ontheffing hebben wij hier rekening mee gehouden.” Het rapport bevestigt echter geenszins de negatieve invloed van grauwe ganzen op rietvogels. In deze zijn pagina 59 en 60 in onze optiek helemaal niet van belang, maar juist pagina 117 van dat rapport: Zo staat er: Voor Blauwborst en Rietzanger werd in tegenstelling tot de verwachting een positief verband gevonden tussen het aantal territoria en de hoeveelheid Grauwe Ganzen (tabel 7.2). en Bij de Kleine Karekiet en de Rietgors werd geen verband gevonden tussen het aantal territoria en de aantallen Grauwe Ganzen. Deze soorten nemen ook niet zo zeer toe (tabel 7).
1 Op pagina 117 van het rapport van SOVON ‘Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei’• wordt geconcludeerd dat er geen sterk bewijs bestaat voor een negatief verband tussen de aantallen Grauwe Ganzen en rietvogels. Kunt u zo specifiek mogelijk aangeven hoe u dan toch tot uw antwoord op vraag 13 bent gekomen?

2 Deelt u onze mening dat uw antwoord op vraag 13 een niet geheel juiste conclusie uit het rapport van SOVON is? Zo nee, waarom niet?

3. Indien het antwoord onjuist is, wat had dan het juiste antwoord moeten zijn?

Antwoorden 1, 2 en 3
Op 3 maart 2009 heeft de Rechtbank van 's-Gravenhage uitspraak gedaan (procedurenummer 08/3631 BESLU V04 CC G185) op het beroep van Stichting
De Faunabescherming inzake ons besluit van 3 april 2008 (kenmerk PZH-2008-273509). Naar het oordeel van de rechtbank biedt het SOVON rapport uit 2006
(‘Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei?’) onvoldoende aanknopingspunten voor een oorzakelijk verband tussen de aantallen grauwe ganzen en
brandganzen en schade aan flora en fauna. De conclusie van de rechtbank is echter dat de betreffende ontheffing voor wat betreft de bestrijding van de landbouwschade in
redelijkheid is verleend. Door deze uitspraak vervalt het aspect schade aan flora en fauna in de betreffende ontheffing, waardoor dit aspect niet meer aan de orde is.

Den Haag, 23 juni 2009
De voorzitter van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. Franssen

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen i.v.m. bouwen in het Groene Hart: de Zwetpolder, gemeente Zoeterwoude

Lees verder

Schriftelijke vragen aanpak ecologische crisis

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer