Bijdrage 1e fase Milieu Effect­rap­portage (MER) Rijn­land­route


23 februari 2010

Vooropgesteld dat mijn fractie tegen de aanleg van de Rijnlandroute is, zal ik nu nader ingaan op de 1e fase van de MER. De MER is naar de mening van mijn fractie van onvoldoende kwaliteit om op basis hiervan alternatieven of varianten te laten afvallen.
Ik zal dit nader onderbouwen:

1) Hier is net als met de RGL weer sprake van een enorm prestigeproject wat miljarden euro’s kost en waarvan nut en noodzaak nog steeds niet zijn aangetoond en op niet gegronde uitgangspunten gebaseerd. Zo is er rekening gehouden met een onwaarschijnlijk groot aantal arbeidsplaatsen, een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid kantoorruimte in de regio, tevens een onwaarschijnlijk klein aandeel van het openbaar vervoer en het langzaam verkeer en een ongewenste ‘autonome’ groei van het autoverkeer. Daarnaast is de Zevensprong van Verdaas niet serieus toegepast (elke stap had namelijk inzichtelijk gemaakt moeten worden en dat is nu niet het geval), terwijl de Zevensprong verplicht is bij de uitvoering en uitwerking van de regionale netwerkanalyses. (De zevensprong biedt een denkkader om de samenhang van oplossingsrichtingen te verkennen, zonder direct te kiezen voor realisatie van extra weginfrastructuur. De achterliggende gedachte van de zevensprong is dat de huidige verkeersproblematiek en de beperkte financiële en fysieke ruimte vraagt om een multimodale mix van maatregelen). Waarom is dit niet beoordeelbaar gemaakt op zijn effecten?

2) De effectvoorspelling van de MER is onbetrouwbaar: de effecten zijn met plussen en minnen aangegeven en niet in absolute grootheden. Daardoor zijn deze niet te beoordelen. Er wordt niet vermeld dat de ecologische verbinding tussen de Papenwegse en Zuidwijkse polder en de Ommedijkse polder waarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden bij een volledige aansluiting van de RijnlandRoute op de A44. Deze ecologische verbinding maakt echter wel deel uit van een grotere verbinding tussen het Groene Hart en de kust in de nationale en provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

3) De verstoring van de weidevogelrijke Papenwegse en Zuidwijkse polder wordt "beperkt" genoemd, hoewel deze polders zeer weidevogelrijk zijn en bekend is dat wegen zoals de RijnlandRoute vooral de populaties van de kwetsbare weidevogelsoorten over honderden meters sterk kunnen doen afnemen. Dit is voor onze fractie onacceptabel!

4) De variant via het A11/N11-tracé doorsnijdt een cultuurhistorisch waardevol weidevogelgebied langs de Stevenshof/Papewegsepolder. Dit betreft tevens het grootste beschermde dorpsgezicht van Nederland! In de Oostvlietpolder gaat de Rijnlandroute door een gepland weidevogelreservaatgebied (gedeeltelijk tunnel), nota bene als compensatie voor een bedrijventerrein. Ook dit gebied wordt nu dus weer aangetast!

5) De aantasting van natuur en landschap in de (weidevogelrijke) Groote Westeindsche polder en de aantasting van het toekomstige weidevogelreservaat in de Oostvlietpolder wordt in het MER zelfs helemaal niet genoemd.

6) Tussen de Stevenshof en de Maaldrift is (in de Provinciale EHS) een ecologische verbindingszone gepland. Zoals de Rijnlandroute nu wordt gepland wordt deze verbindingszone nagenoeg onmogelijk gemaakt.

7) Verder tast de route het landgoed Berbice aan en maakt de sloop van tientallen woningen en bedrijven nodig. Dit, terwijl is aangetoond dat de bestaande Oostwestroute (Lelylaan/Churchilllaan/Europaweg) er niet door wordt ontlast.

8) Ook aan de geluidseffectenbeoordeling in het MER kan weinig waarde worden gehecht. Het aantal geluidgehinderde adressen is bij "Zoeken naar balans" niet veel lager dan in de referentiesituatie. Hierbij dient bovendien bedacht te worden, dat de onzekerheid van deze voorspellingen heel groot is. Die voorspellingen zijn immers sterk afhankelijk van de geprognotiseerde hoeveelheid autoverkeer en de gekozen routes. Wat de geprognotiseerde hoeveelheid autoverkeer betreft bestaat bij mij de indruk, dat voor dit MER opnieuw is gewerkt met een onwaarschijnlijke hoeveelheid herkomsten en bestemmingen en met een onwaarschijnlijk gering aandeel van het openbaar vervoer en de fiets in de verplaatsingen.

9) Verder is een grote tekortkoming dat in het MER de echte Nulplusvariant en het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA) niet is meegenomen, terwijl dit wel conform het door u integraal overgenomen richtlijnenadvies van de Commissie m.e.r. zou moeten. Dit dient naar de mening van mijn fractie absoluut te worden meegenomen. Mijn vraag aan de gedeputeerde is: waarom dit niet is meegenomen?

10) Ook op basis van de kostenvergelijking is het moeilijk om een goede keuze te maken: zo kost de variant ‘Zoeken naar balans’ geen € 580 miljoen, maar € 844 miljoen (waarin overigens nog niet alle kosten zijn meegenomen). Bovendien zijn er nog steeds heel grote onzekerheidsmarges (+ of - 30%).

Concluderend: zowel het plan voor een Rijnlandroute als ook deze 1e fase MER zijn niet goed onderbouwd.
In de MKBA is geconstateerd dat de meeste ritten korter zijn dan 10 km. Dit ondersteunt de argumentatie dat de Rijnlandroute helemaal niet nodig is. Reden temeer om juist in te zetten openbaar vervoer en fietspaden. De nut en noodzaak van deze weg is dus naar de mening van mijn fractie nog steeds niet aangetoond.
Mijn fractie is voorstander van gedegen onderzoek naar de verbetering van de bestaande N206. Dit lost de problemen daar wel op en spaart het landschap. Mijn fractie zal daarom tegen dit voorstel stemmen.

Interessant voor jou

Bijdrage Zandmotor

Lees verder

Bijdragen Ruimtelijke ontwikkelingen Hoeksche Waard

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer