Bijdrage PvdD 2e fase MER Rijn­land­route

Bijdrage PvdD 2e fase MER Rijnlandroute

Vooropgesteld dat de fractie van de PvdD tegen de aanleg van de Rijnlandroute is, wil ik een onderbouwde reactie geven op het voorstel ‘Aanvullende richtlijnen MER 2e fase voor de Rijnlandroute’. Veel inwoners van Zuid-Holland maken zich terecht zorgen over de gevolgen van de aanleg van de weg voor dieren, natuur, landschap, luchtkwaliteit, geluidsoverlast en behoud van cultuurhistorie.

Door de aanleg van de Rijnlandroute worden de natuur en de ecologische verbinding tussen de duinen en het Groene Hart onherstelbaar aangetast.
In de MER 1e fase, de N11- varianten en ‘Zoeken naar Balans’ worden tot nu toe de onmiskenbare belangen van de EHS, Rijksbufferzone, de natuurwaarden van het bos en landgoed Berbice en Berestein, het toekomstige landschapspark Duin, Horst en Weide en de Westeindsepolder te Zoeterwoude onvoldoende onderkend. Dit geldt in het bijzonder voor de ecologische verbindingen. Recente weidevogeltellingen bevestigen nog eens de waarde van o.a. de binnen Voorschoten gelegen Papewegse polder en Zuidwijkse polder. En er is een verkeerde beoordeling gegeven over de broedvogelgegevens. Op welke wijze gaat de gedeputeerde deze fout herstellen?
Door deze polders loopt ook een ecologische verbinding naar de aangrenzende Ommedijkse polder, een verbinding die deel uitmaakt van de provinciale en nationale Ecologische Hoofdstructuur. Drie van de vier geselecteerde varianten doorsnijden deze polders. In de “Zoeken naar Balans” variant is de geplande aansluiting/aftakking op de A44 precies gesitueerd in het deel waar de Rijksbufferzone op zijn smalst is (bij Maaldrift). De aanleg van deze aansluiting zou feitelijk de nekslag betekenen voor alle pogingen om een robuuste ecologische verbinding tussen de kust en het Groene Hart tot stand te brengen. Dat er, zoals aangegeven, geen vernietiging optreedt van de EHS en de ecologische verbindingszones is volgens onze fractie een volstrekt onjuiste constatering. Kan de gedeputeerde mij aangeven waarop hij zich baseert?

Leefbaarheid is bij MER1 gedefinieerd als "geluidhinder, luchtkwaliteit en barrièrewerking." Dit is wel erg summier. Zoals gezegd is onze fractie tegen de aanleg van de Rijnlandroute, maar ik wil ondanks dat aan de gedeputeerde meegeven om in de tweede fase van het MER aanzienlijk meer aandacht te schenken aan de effecten van de aanleg van met name de N 11-west varianten op weidevogels en andere in het wild levende dieren, natuur, landschap en de diverse milieuaspecten. Termen als ‘het wordt meegenomen’. ‘aandacht geven aan’, ‘aan de orde komen’ en ‘betrokken worden bij’ is nog geen bescherming en is wat onze fractie betreft veel te vaag en vrijblijvend. Je kunt hier nog alle kanten mee op. Mijn fractie zal dit zeer kritisch blijven volgen, omdat het voor ons overkomt als een doekje voor het bloeden, waarbij de plannen onverkort zullen doorgaan.

GS heeft aangegeven in de 2e fase MER meer aandacht te geven aan cultuurhistorische waarden. De PvdD vindt het van belang om bijvoorbeeld de zilverfabriek en bijbehorende woningen, waardevolle huizen aan de Leidseweg in Voorschoten en de cultuurhistorische- en natuurwaarden van de Zuidwijksepolder in Wassenaar expliciet te beschermen.

Het aspect duurzaamheid ontbreekt nog steeds in de MER2. Er wordt alleen gesproken over de duurzaamheidsambities van de provincie, zoals meervoudig ruimtegebruik. Kan de gedeputeerde mij aangeven op welke wijze duurzaamheid, en dan vooral de aspecten ‘people’ en ‘planet’ wordt gewaarborgd in de voorstellen?

Verder zijn de uitgangspunten van de MER 1e fase, en dus ook voor de MER 2e fase irreëel, met name wat betreft de toename van de kantorenoppervlakte en de oppervlakte bedrijventerreinen. Ook moet in de 2e fase MER aangegeven én verantwoord worden welke uitgangspunten worden gehanteerd voor de jaarlijkse groei van het autoverkeer en aandeel openbaar vervoer en langzaam verkeer.
De ladder van Verdaas is op een onbeoordeelbare manier gehanteerd. De oplopende
effecten van alle maatregelen in de achtereenvolgende stappen worden ten onrechte niet
beoordeeld. Uit het oplopende effect van de stappen 1 t/m 5 had het Meest Milieuvriendelijke Alternatief moeten worden afgeleid. De nulplusvariant is naar de mening van onze fractie onterecht afgevallen.

Dan de kosten. Er is 567 miljoen euro beschikbaar voor de aanleg van de Rijnlandroute. Geen van de tot nu toe onderzochte alternatieven kan voor dit bedrag aangelegd worden (minimaal is 844 miljoen nodig). Om toch een volledige verbinding te kunnen realiseren tussen de A4 en A44 wordt daarom voor een gefaseerde aanpak gekozen door te starten met een 'uitgeklede' variant: 2 rijstroken en geen tunnels. De weg blijkt dus niet zo urgent als eerst werd voorgesteld. Minister Eurlings eigen voorkeur zit officieel ook nog in het onderzoek. Die voorkeur bestaat uit het oplossen van bestaande knelpunten met het beschikbare geld, maar zonder al een verbinding te maken tussen A4 en A44. Daar wordt m.i. onterecht verder niet op ingegaan. Ik heb al in eerdere bijdragen aangegeven het volstrekt onverantwoord te vinden door te gaan met de voorbereiding voor de aanleg van deze weg als de kosten niet volledig zijn gedekt, zeker in deze financieel onzekere tijd.
Een betere oplossing waar onze fractie voor kiest is de volgende:
De Churchilllaan is nu al 2x2-baans en heeft een overcapaciteit. In alle plannen komt er eerst de bypass Oostvlietpolder, een goede kruising van de N206 en de A44 en een verdubbeling van de Tjalmaweg. Deze maatregelen hebben volgens het IBHR-rapport (Integrale Benadering Holland Rijnland) een groot probleemoplossend vermogen.

Samengevat: onze fractie blijft van mening dat nut en noodzaak van deze weg onvoldoende is aangetoond en deelt hierin de opvatting van de gemeente Voorschoten. De aanleg levert een onomkeerbare schade op voor dieren, natuur en milieu en de hoge, niet gedekte kosten voor de aanleg vindt mijn fractie onaanvaardbaar. Daarom zal ik tegen dit voorstel stemmen.