Provin­ciale Nale­vings­stra­tegie Natuur­wet­geving


Indiendatum: apr. 2009

SCHRIFTELIJKE VRAGEN


Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 2 april 2009
Onderwerp : Provinciale Nalevingsstrategie Natuurwetgeving
Bijlage : Convenant Nalevingsstrategie Natuurwetgeving

Toelichting

Op 1 juli 2008 is het ‘Convenant Nalevingsstrategie Natuurwetgeving’ ondertekend door de onderstaande instanties:
1) De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelend als bestuursorgaan, mevrouw G. Verburg;
2. De staatssecretaris van Financiën, handelend als bestuursorgaan, de heer J.C. de Jager;
3. De voorzitter van het Interprovinciaal Overleg, daartoe gemandateerd door de colleges van de gedeputeerde staten van de twaalf provincies, de heer J. Franssen;
4. Het Openbaar Ministerie, te dezen vertegenwoordigd door de Hoofdofficier van Justitie van het Functioneel Parket, de heer R.J.M. Craemer;
5. De Raad van Hoofdcommissarissen, te dezen vertegenwoordigd door de
portefeuillehouder milieu de heer B. Wijbenga.

Het volgende is in dit convenant overeengekomen:
“Partijen handelen bij de uitvoering en handhaving van de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingwet 1998 in overeenstemming met de Nalevingsstrategie Natuurwetgeving die is opgenomen in de bijlage en voeren de daarin genoemde maatregelen uit. leder van de partijen voert de maatregelen uit voor zover zijn wettelijke taak of verantwoordelijkheid zich daartoe uitstrekt.”

De betreffende nalevingsstrategie is het resultaat van het project ‘Programmatisch handhaven natuurwetgeving’ dat eind 2006 is begonnen. De strategie betreft de Boswet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze geldt voor de periode van 1 juli 2008 tot 1 juli 2012.

In de onderstaande toelichtingen op de vragen wordt verwezen naar de tekst van het convenant en de bijlagen hiervan.

Toelichting op vraag 2: vertaling convenant in jaar- en werkplannen
De bovengenoemde partijen geven uitvoering aan de in het convenant afgesproken nalevingsstrategie door de uitwerking hiervan in jaar- en werkplannen. De provincie Zuid-Holland heeft het in de toelichting genoemde convenant mede ondertekend.

Toelichting op vraag 3 Biodiversiteit en dierenwelzijn
Het belangrijkste beleidsdoel dat nagestreefd wordt met de natuurwetgeving is de duurzame
instandhouding van de biodiversiteit. De Flora- en faunawet erkent in de aanhef de intrinsieke waarde van het dier en kent daarom een aantal bepalingen met het oog op de bescherming van het welzijn van het dier. Biodiversiteit en dierenwelzijn zijn nevengeschikte doelstellingen (paragraaf 3. rangorde beleidsdoelen).

Toelichting op vraag 4: primaire wettelijke normen
Vanwege de genoemde beleidsdoelen zijn in de bijlage van het convenant de volgende voorschriften als meest belangrijke primaire wettelijke doelen aangemerkt:
I. verbod op handel en bezit van beschermde soorten (artikel 13 Flora- en faunawet);
II. verbod om een plant of dier behorende tot een beschermde soort op wat voor manier dan ook aan te tasten (artikelen 8 t/m 12 Flora- en faunawet);
III. vergunningplicht voor handelingen die schadelijk kunnen zijn voor beschermde
natuurgebieden (artikelen 16 en 19d Natuurbeschermingswet 1998);
IV. verbod om toegangsbeperkingen te overtreden (artikel 20 Natuurbeschermingswet
1998);
V. herplantplicht: houtopstanden die worden geveld, moeten herplant worden (artikel 3
Boswet);
VI. een opgelegd kapverbod (artikel 13 Boswet) (paragraaf 4. primaire wettelijke normen).

Toelichting op vraag 5: ruimtelijke ingrepen en jacht
Afgezien van de CITES-bepalingen, is het grootste risico m.b.t. de Flora- en faunawet gelegen in ruimtelijke ingrepen en jacht (paragraaf 6. Prioritering risico's).

Toelichting op vraag 6: Handhaving Natuurbeschermingswet
Op gebied van de Natuurbeschermingswet 1998 noemt de bijlage van het convenant als grootste risico de milieueffecten en fysieke ingrepen (paragraaf 6. Prioritering risico's).

Toelichting op vraag 7: doelgroepen natuurbeschermingsthema’s
Regionaal wordt - in ieder geval bij de Natuurbeschermingswet 1998 - nader ingevuld welke doelgroepen in een gebied vooral te maken hebben met de natuurbeschermingsthema's (paragraaf 6. Prioritering risico's).

Toelichting op vraag 8: recreatief gebruik natuur
Ook recreatief medegebruik kan een risico vormen als dit op verkeerde plaatsen of verkeerde momenten plaatsvindt. Vanwege het feit dat sturing op plaats en tijd hier het risico kan wegnemen, worden voor recreatief medegebruik specifieke interventies voorzien (paragraaf 8. interventies).

Toelichting op vraag 9: Controle meldingen
Provincies blijven bij de Boswet ook intensief meldingen controleren zolang dat geen afbreuk doet aan de inzet op de prioritaire gedragingen (paragraaf 8. Interventies).

Toelichting op vraag 10: afstemming en samenwerking
Bevraging van vertegenwoordigers van de doelgroepen, NGO's (niet gouvermentele organisaties), uitvoerders en handhavers heeft naar voren gebracht dat met name bekendheid en duidelijkheid van de regelgeving (m.u.v. de Boswet), acceptatie van de uitwerking van de wetgeving, sociale controle, imago en pakkans factoren zijn die gebruikt moeten worden om de naleving van de natuurwetgeving te vergroten. In de voorbereiding van de nalevingsmetingen is gesproken met NGO's en doelgroepen. Deze samenwerking is nuttig en vruchtbaar gebleken voor een verbetering van de naleving en handhaving. De samenwerking wordt uitgebouwd en er wordt structureel overleg gevoerd op management en beleidsmatig niveau. Het feit dat zoveel verschillende organisaties bij de handhaving betrokken zijn, maakt afstemming en samenwerking erg belangrijk (paragraaf 8. Interventies).

Toelichting op vraag 11: Regierol provincie
Op regionaal niveau zullen concretere handhavingsacties op elkaar worden afgestemd. De provincies zullen de regierol die zij wettelijk gezien hebben bij toezicht en handhaving van de milieuwetgeving waar mogelijk vertalen naar de groene wetten (dezelfde procedures, rapportagevormen en afstemmingsoverleggen)
(paragraaf 9. Randvoorwaarden/uitvoeringsafspraken,a. taakverdeling en samenwerking).

Toelichting op vraag 12: uitwisseling gegevens
De samenwerking tussen de handhavingpartners zal zich ook uitstrekken tot een meer structurele uitwisseling van gegevens. (9. Randvoorwaarden/uitvoeringsafspraken, b. Informatie-uitwisseling en e-inspecties).

Toelichting vraag 13: Faciliteren middelen
Provincies zullen - afhankelijk van de ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van digitale dossiers op het CITES-terrein - de handhavers in hun provincie faciliteren door het ontwikkelen en beschikbaar stellen van de middelen om met digitale dossiers te werken. De AID stelt hiertoe de kennis die deze heeft opgebouwd met betrekking tot digitale dossiers ter beschikking aan de provincies (paragraaf 9. Randvoorwaarden/uitvoeringsafspraken, b. Informatie-uitwisseling en e-inspecties).

Toelichting vraag 14: Monitoring
Monitoring vindt plaats op twee niveaus: enerzijds monitoring van het effect van de interventies op de naleving door doelgroepen en anderzijds monitoring van de naleving van de in deze nalevingsstrategie gemaakte afspraken. Om goede keuzes te kunnen maken over de inzet van interventies is ook kennis over het nalevingsgedrag nodig. Om de kennis over de doelgroepen te verhogen worden de eerste twee jaar intensief aselecte steekproeven uitgevoerd (zie paragraaf 8].
Monitoring van de naleving van de afspraken en de monitoring van de uitvoering van de handhavingsprogramma's vindt plaats binnen de normale jaarplancyclus van partijen en de bestaande overlegstructuren tussen partijen waaronder het LOM (Landelijk Overleg Milieuhandhaving) (paragraaf 9. Randvoorwaarden/uitvoeringsafspraken, d. monitoring).

De fractie van de Partij voor de Dieren wil graag antwoord op vragen over de provinciale invulling van het bovengenoemde convenant legt daarom de onderstaande vragen voor aan het college van Gedeputeerde Staten.

Vragen

Ondergetekende stelt aan het college van Gedeputeerde Staten de volgende vragen:

1) Kent u het ‘Convenant Nalevingsstrategie Natuurwetgeving’ van 1 juli 2008?

2) Op welke wijze heeft de provincie Zuid-Holland in de jaar- en werkplannen uitvoering gegeven aan de genoemde nalevingsstrategie Natuurwetgeving?

3) Op welke wijze wordt er, zoals in het convenant afgesproken, door de provincie Zuid-Holland, uitvoering gegeven aan het beleidsdoel van een duurzame instandhouding van de biodiversiteit en dierenwelzijn? Worden er inmiddels nog andere maatregelen genomen t.b.v. de duurzame instandhouding van de biodiversiteit en dierenwelzijn. Zo ja, welke?

4) Welke prioritering wordt door u concreet gehanteerd en op welke wijze geeft u concreet uitvoering aan de in de toelichting genoemde primaire wettelijke normen? Kunt u per doel aangeven hoeveel controles hierop zijn uitgevoerd en wat hiervan tot nu toe het resultaat is?

5) Kunt u precies aangeven op welke manier u de handhaving van de Flora- en faunawet met name op het gebied van de ruimtelijke ingrepen en jacht heeft georganiseerd en hoe u waarborgt dat het risico zoals hierboven met betrekking tot ruimtelijke ingrepen en jacht tot het minimum wordt beperkt? Wie zijn hierop exact de toezichthouders en hoe rapporteren zij aan Provinciale Staten?

6) Kunt u precies aangeven op welke manier u de handhaving van de Natuurbeschermingswet met name op het gebied van milieubescherming en fysieke ingrepen heeft georganiseerd en hoe u waarborgt dat het risico met betrekking tot milieueffecten en fysieke ingrepen, zoals beschreven in de toelichting, tot een minimum wordt beperkt? Wie zijn hierop concreet de toezichthouders en hoe rapporteren zij aan Provinciale Staten?

7) Welke doelgroepen zijn voor de provincie Zuid-Holland vastgesteld?

8) Wat wordt door u verstaan onder ‘verkeerde plaatsen’ en ‘verkeerde momenten’ en welke sturing op plaats en tijd geeft u zelf om het risico van recreatief medegebruik op verkeerde plaatsen en verkeerde momenten weg te nemen? Op welke manier zorgt u er voor dat deze sturing door anderen wordt gegeven, indien u dit niet zelf rechtstreeks doet?

9) Kunt u aangeven op welke wijze u in 2008 en 2009 invulling hebt gegeven aan het intensief controleren op meldingen, zoals het aantal meldingen, waar en wanneer het gedrag optrad, of er proces-verbaal is opgemaakt, in hoeveel zaken een gerechtelijke uitspraak is gevolgd, in hoeveel van deze zaken het tot een veroordeling is gekomen?

10) Op welke wijze heeft u invulling gegeven aan afstemming en samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen?

11) Op welke wijze heeft u exact invulling gegeven aan uw provinciale regierol?

12) Op welke wijze is aan de in de toelichting genoemde structurele uitwisseling van gegevens uitvoering gegeven?

13) Is er door u invulling gegeven aan de in de toelichting genoemde facilitering en zo ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

14) Wat zijn de uitkomsten van de bovengenoemde monitoring tot nu toe en hoe is deze monitoring exact uitgevoerd?

15) Wordt er in opdracht van de provincie actief gecontroleerd op het bezit en de handel in dieren, niet zijnde CITES-soorten, wat betreft de legale afkomst van deze dieren (vooral roofvogels zijn nogal eens de dupe van wildvang)? Zo ja, op welke wijze en wat is hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?

A.H.K. van Viegen.
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

Indiendatum: apr. 2009
Antwoorddatum: 1 mei 2009

Klik hier voor de antwoorden.

Interessant voor jou

De herintroductie van de otter in Zuid-Holland

Lees verder

2e Vervolgvragen vervoer en opvang van in het wild levende gewonde dieren

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer