Schrif­te­lijke vragen afscho­t­ont­heffing smienten

Indiendatum: feb. 2016

SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Datum : 12 februari 2016

Onderwerp : Schriftelijke vragen smienten

__________________________________________________________________________

Toelichting

Op 25 november 2015 heeft u aan de Faunabeheereenheid Zuid-Holland een ontheffing (ODH-2015-00016237) verleend voor het verjagen en doden van smienten met alle toegestane middelen.

Vogelbescherming Nederland heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en dit bezwaar is op 29 januari 2016 gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit geschorst.[1] De belangrijkste reden voor de schorsing is dat de provincie Zuid-Holland volgens de rechter in de besluitvorming een veel te rooskleurig beeld geeft van de trend van de smient in Zuid-Holland. Uit gegevens van Sovon Vogelonderzoek Nederland blijkt duidelijk dat er sprake is van een afname van smienten in de provincie.[2] De provincie had volgens het besluit van de rechtbank tevens niet afdoende aangetoond dat er sprake is van een concrete dreiging van belangrijke schade in alle gebieden waar afschot werd toegestaan.

Naar aanleiding van de bovenstaande toelichting wil de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voorleggen.

Vragen

1) De provincie Zuid-Holland heeft volgens de rechtbank niet afdoende heeft aangetoond dat er sprake is van een concrete dreiging van belangrijke schade in alle gebieden van smienten waar afschot werd toegestaan. Op basis van welke gegevens bent u voor de beoordeling van de ontheffing tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een concrete dreiging van directe schade in Zuid-Holland?

2) In de ontheffing geeft u aan dat de populatie smienten door beheer niet zal afnemen. Uit onderzoek van Sovon blijkt dat het aantal smienten de afgelopen jaren is gedaald. Het aantal smienten in Nederland loopt vooral sinds 2002/2003 opvallend terug en is momenteel op het niveau van 1985-1990, zo blijkt uit de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en de maandelijkse watervogeltellingen.[3] Bij afschot niet is gegarandeerd dat de populatie in stand blijft, Hoe verklaart u dit verschil van inzicht tussen Gedeputeerde Staten en de Vogelbescherming aangaande de populatiestand van smienten in Zuid-Holland?
3) De ontheffing is onvoldoende specifiek over de middelen, installaties of methoden die mogen worden aangewend. In artikel 9, tweede lid, van de Vogelrichtlijn is bepaald dat lidstaten die overeenkomstig het eerste lid van dat artikel willen afwijken van de artikelen 5 tot en met 8 van de Vogelrichtlijn in de afwijkende bepalingen onder meer moeten vermelden welke middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden zijn toegestaan, onder welke voorwaarden afwijkende maatregelen mogen worden genomen en welke autoriteit bevoegd is te verklaren dat aan die voorwaarden is voldaan en te beslissen welke middelen, installaties of methoden mogen worden aangewend. Hieruit volgt dat in een ontheffing specifiek moet worden voorgeschreven welke middelen zijn toegestaan voor het doden van smienten. Bent u het met onze fractie eens dat aan deze eis niet voldaan is? Zo nee, waarom niet?
4) Waarom hebt u gekozen om toestemming te geven voor het gebruik van lokvogels?
5) De ontheffing is voor 6 weken geschorst. Welke stappen gaat u ondernemen bij de heroverweging van de ontheffing welke in de uitspraak van de rechtbank op het bezwaar van Vogelbescherming Nederland vermeld staan?
6) Onze fractie maakt zich zorgen over ontheffingen die op basis van verkeerde of onvoldoende informatie verleend worden. Op welke wijze wordt het faunabeleid aangepast om ervoor te zorgen dat er zorgvuldiger wordt bekeken of er wel of geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet wordt verleend?

A.H.K. van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren

Provinciale Staten Zuid-Holland

[1] http://www.vogelbescherming.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/q/ne_id/1815

[2] https://www.sovon.nl/nl/actueel/nieuws/afname-smient-door-lager-broedsucces