Schrif­te­lijke vragen bijen­sterfte en gebruik bestrij­dings­mid­delen door Provincie Zuid-Holland


Indiendatum: mei 2011

SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 16 mei 2011
Onderwerp : Schriftelijke vragen bijensterfte en gebruik bestrijdingsmiddelen door
Provincie Zuid-Holland

Toelichting
De laatste jaren is de sterfte onder bijenvolken in grote delen van de wereld sterk toegenomen. Binnen Europa behoort Nederland tot de landen met de grootste bijensterfte. In het afgelopen jaar is in ons land dertig procent (!) van het honingbijenbestand te gronde gegaan.
Uit wetenschappelijk onderzoek, nu bevestigd door milieuorganisatie UNEP van de Verenigde Naties , is gebleken dat de nieuwe generatie pesticiden een belangrijke oorzaak vormt van de massale sterfte onder honingbijen, wilde bijen en hommels. De neonicotine-insecticiden waarvan het middel imidacloprid de meest gebruikte is, zijn in dit verband de grote boosdoener.
Bijen zijn bijzonder nuttig en nemen in de voedselketen een zeer belangrijke plaats in. De bij is de belangrijkste bestuiver van planten en ook van zeer groot belang voor de Zuid-Hollandse landbouw. 80% van alle gewassen in Nederland wordt door bijen bestoven en mede daarom zijn ze dus onmisbaar. De econom ische waarde van de bij in Nederland bedraagt maar liefst 0,8 miljard euro, nog afgezien van de waarde van de natuurlijke gewassen.
Naast de 7 soorten honingbijen bestaan er ongeveer 20.000 andere bijensoorten. In totaal zijn er ongeveer 349 wilde bijensoorten die in Nederland en België voorkomen. Bijna 60% van alle soorten staat op de rode lijst. Dat houdt in dat deze soorten bijna uitgestorven zijn of in ieder geval ernstig worden bedreigd in hun voortbestaan.
Er zijn verschillende redenen aan te wijzen waarom deze soorten (op enkele uitzonderingen na) in aantal achteruitgaan:
• Verlies van biotoop: Sommige soorten gedijen alleen goed in een bepaalde leefomgeving waar specifieke planten voorkomen. Deze biotopen verdwijnen vaak door intensieve landbouw, schaalvergroting en herverkaveling.
• Achteruitgang van diverse drachtplanten (drachtplanten zijn bloeiende planten waar honingbijen en wilde bijen nectar en stuifmeel zoeken om te overleven). Vroeger was het landschap rommeliger. Op verschillende plaatsen waren er hoekjes en randen waar allerlei planten groeiden en bloeiden. Tegenwoordig zijn de randen en zomen in landbouwgebieden kaal (doodgespoten met gif). Ook dorpen en steden zijn steeds ‘sterieler’ geworden. Tuinen worden aangelegd met veel stenen en tegels en het gemeentelijke groen is vaak weinig gevarieerd en monotoon. Het openbaar groen in steden kan een belangrijke rol spelen als leefgebied voor bijen, juist omdat het aantal drachtplanten in het agrarisch gebied terugloopt.
• Het gebruik van schadelijke bestrijdingsmiddelen (insecticiden).Deze bestrijdingsmiddelen zijn niet alleen giftig voor wilde- en honingbijen. Ze zijn ook giftig voor alle insectensoorten. Het is bekend dat deze middelen zich via het oppervlakte water verspreiden. Als wilde planten langs sloten en kanalen dit water opnemen, komt ook gif in het stuifmeel en nectar dat door bijen en hommels wordt verzameld.
Naar aanleiding van de bovenstaande toelichting wil de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voorleggen.
Vragen:
1. Bent u bekend met het rapport van Alterra Wageningen “De betekenis van het openbaar groen voor bijen”?2
2. Bent u met ons van mening dat het uiterst belangrijk is dat de achteruitgang van bijen en bijensoorten een halt wordt toegeroepen? Zo nee, waarom niet?
3. Bent u bereid om te inventariseren hoe het gesteld is met de bijenstand en de bijensterfte in de provincie Zuid-Holland? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet en waartoe bent u dan wel bereid?
4. Wat wordt er door de provincie ondernomen om samen met deskundigen op bijengebied te zoeken naar mogelijkheden om meer stuifmeel en nectarleverende planten, struiken en bomen in het openbaar groen te plaatsen en om bij nieuwe aanplant rekening te houden met een grotere diversiteit aan planten, struiken en bomen waaronder ook drachtplanten? Indien daar nu niets aan wordt gedaan, bent u bereid hier wat aan te gaan doen en zo ja wat en wanneer? Zo nee, waarom niet?
5. Bent u bereid om braakliggende terreinen, die in eigendom zijn van de provincie, dan wel in beheer bij de provincie, in te zaaien of te laten inzaaien met bloemenmengsels of bloembollen van stuifmeel en nectarleverende planten? Zo nee, waarom niet? En bent u bereid om in overleg met de lokale of regionale bijenhouders verenigingen de genoemde braakliggende terreinen ter beschikking te stellen voor imkers, zodat deze imkers deze nieuwe drachtgebieden kunnen benutten. Zo nee waarom niet?
6. Bij snoei- en maaiwerkzaamheden wordt volgens onze informatie al rekening gehouden met het broedseizoen van vogels. Bent u daarnaast bereid om de snoei- en maaiwerkzaamheden tevens af te stemmen op de bloei van belangrijke gewassen voor insecten? Zo nee, waarom niet?
7. Welke bestrijdingsmiddelen worden er door de provincie Zuid-Holland (Groen Service Zuid-Holland en de dienst die het provinciale bermbeheer uitvoert) gebruikt. Worden er ook chemische middelen gebruikt. Zo ja welke en om welke hoeveelheden gaat het?
8. Hoe wordt ongewenst plantengroei op verharding bestreden?
9. Worden er ontgroeningsmiddelen gebruikt? Zo ja, welke middelen worden gebruikt?
10. Waarvoor worden de bestrijdings- en ontgroeningsmiddelen ingezet? Met andere woorden: wat moeten ze bestrijden en ontgroenen?
11. Op welke plekken in Zuid-Holland worden ze gebruikt?
12. Hoe vaak en met welke hoeveelheden worden deze middelen ingezet?
13. Wat is het provinciale beleid ten aanzien van het gebruik van deze middelen? Wordt het welzijn en de bescherming van honing- en wilde bijen in dit beleid meegenomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Is de provincie in het laatste geval bereid om het beleid hierop aan te passen en zo ja op welke wijze?
14. Komen er bestrijdingsmiddelen uit de groep van de neonicotine-insecticiden? Zo ja welke en wat onderneemt de provincie om ervoor te zorgen dat de bijen in de provincie niet negatief benadeeld worden door het gebruik van bestrijdingsmiddelen uit de groep van de neonicotine?
15. De neonicotinoïden kunnen ook indirect, via het oppervlaktewater in andere gewassen terecht komen en dus ook in de voedselketen. Welke maatregelen onderneemt de provincie om dit tegen te gaan?
16. De Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (VEWIN) heeft de verantwoordelijke bewindslieden al over de gevolgen van het nieuwe wetsvoorstel voor de waterkwaliteit geïnformeerd. Wat hebt u gedaan met deze informatie, dan wel wat gaat u met deze informatie doen?

A.H.K. van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

Indiendatum: mei 2011
Antwoorddatum: 16 mei 2011

Klik hier voor de antwoorden.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen aanbieding kreeftenfestival aan IPO medewerkers

Lees verder

Vragen naar aanleiding van het Coalitieakkoord 2011-2015 door Partij voor de Dieren

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer