Vervolgvragen vangen en doden ganzen
Indiendatum: nov. 2008
Aan : het college van Gedeputeerde Staten
Datum: 21 november 2008
Onderwerp
Vervolgvragen naar aanleiding van de antwoorden op schriftelijke vragen d.d. 11 november jl, over de verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond van de Flora- en Faunawet ex artikel 68 aan faunabeheereenheden om 16.175 grauwe ganzen en 3.320 brandganzen te vangen en te doden.
Toelichting
Naar aanleiding van de antwoorden op de door mijn fractie gestelde vragen d.d. 21 oktober 2008 zijn er wederom de nodige vragen ontstaan.
Toelichting op vraag 4
GS stelt dat koolstofdioxide een humaan middel is om ganzen te doden en dat er daarom niet handhavend wordt opgetreden, ondanks het feit dat er geen ontheffing voor is verleend. GS stelt zich o.i. hiermee boven de wet. De bescherming van dieren is hiermee overgeleverd aan de willekeur van de standpunten van de overheid en vele dieren worden hierdoor vogelvrij verklaard.
Op overheidsorganen rust de rechtsplicht om de aan hen toevertrouwde wet- en regelgeving uit te voeren en handhavend op te treden tegen overtredingen daarvan. Het is niet aan Gedeputeerde Staten om zich aan deze rechtsplicht te onttrekken en handhaving achterwege te laten op grond van de subjectieve overweging dat vergassing met kooldioxide een humaan middel is.
Naar aanleiding hiervan wil de fractie van de Partij voor de Dieren Zuid-Holland de volgende vragen aan u voorleggen:
1) In het antwoord op vraag 1 geeft u aan dat afschot van enkele dieren (ondersteunend afschot) effectief is gebleken. Wij kennen alleen onderzoek waaruit is gebleken dat de effectiviteit van het actief verjagen zonder geweer en met geweer even groot is! Op welk onderzoek baseert u zich dat afschot van enkele dieren tijdens verjagen effectief is?
2) Ontheffing ter voorkoming van belangrijke schade wordt gedaan door toestemming te geven voor het treffen van maatregelen op schadepercelen en niet door toestemming te verlenen om overal waar de vogels voorkomen deze af te schieten. Als het schieten van zeer grote aantallen ganzen geen populatiebeheer is, hoe wilt u dit dan noemen?
3) U geeft aan dat u zich pas na verlening van een ontheffing heeft gerealiseerd waar u eigenlijk toestemming voor heeft gegeven en dat u in feite heeft aangezet tot overtreding van de wet. Hoe verklaart u deze werkwijze? Er kan geconcludeerd worden dat het bij de provincie schort aan deskundigheid op het gebied van kennis van de Flora- en faunawet. Wat gaat u hieraan doen?
4) In antwoord op vraag 2 geeft u aan dat u van mening bent dat koolstofdioxide een humaan middel om te doden is, vandaar dat u niet handhavend optreedt. Waarom voldoet u niet aan de rechtsplicht van de provincie om de aan u toevertrouwde wet- en regelgeving uit te voeren en handhavend op te treden tegen overtredingen daarvan?
5) Dieren die vergast worden met kooldioxide stikken heel langzaam en deskundigen zijn van mening dat dit middel verre van humaan is.¹ ² Op grond van welke onderzoeksresultaten concludeert u dat vergassing en verstikking door koolstofdioxide een humaan middel is?
6) In antwoord op vraag 4 geeft u aan dat de Flora- en faunawet (artikel 68) de mogelijkheid biedt om ontheffing te verlenen voor onder andere het doden van beschermde diersoorten op grond van de in dat artikel opgesomde belangen. De wet biedt inderdaad de mogelijkheid om ontheffing te verlenen, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden en met beperkingen. Zoals u deze mogelijkheid nu gebruikt komt het neer op een totale vogelvrijverklaring van dieren. Welke voorwaarden en beperkingen heeft u gesteld of gaat u mogelijk stellen?
7) In antwoord op vraag 5 geeft u aan dat het niet ter zake doet welk bedrijf de actie heeft uitgevoerd. Ons vermoeden rijst dat het hier gaat om een bedrijf, dat mogelijk betrokken is bij illegale activiteiten. Is dit zo? En waarom mag een volksvertegenwoordiger niet weten aan wie de provincie toestemming verleent om inbreuk te maken op de bescherming van de Flora- en faunawet?
8) In antwoord op vraag 8 geeft u aan dat er antwoord op deze vraag is gegeven bij de beantwoording van vraag 2. Bij de beantwoording op vraag 2 wordt er echter geen antwoord gegeven op onze vraag. Daarom wordt deze vraag wederom gesteld. Ontheffingen kunnen volgens onze fractie niet ongevraagd worden verleend. Hoe verklaart u uw antwoord op vraag 9 (beantwoording schriftelijke vragen 19 september) dat u ongevraagd een ontheffing verleent aan een overtreder?
9) In antwoord op vraag 9 geeft u aan: “Zie hiervoor het rapport van SOVON 'Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei; hoofdstuk 2.”
Uit dit SOVON-rapport blijkt juist helemaal niet dat het aantal broedende ganzen in de provincie Zuid-Holland exponentieel is toegenomen. Daar zou u toch naar moeten kijken en niet naar de gemiddelde situatie in heel Nederland. Hoe beoordeelt u op grond van dit rapport de groei van de populatie ganzen in Zuid-Holland?
10) In antwoord op vraag 10 geeft u aan dat bij de beoordeling van de aanvraag voldoende aannemelijk is gemaakt dat schade aan flora en fauna zich kan voordoen. In de aanvraag is echter absoluut niet aannemelijk gemaakt dat schade aan flora en fauna zich voordoet. Hierin wordt verwezen naar het SOVON-rapport en daaruit blijkt juist dat dit zeer discutabel is. Op grond waarvan bent u dan van mening dat schade aan flora en fauna zich wel zal voordoen?
11) In antwoord op vraag 13 verwijst u naar de beantwoording van vraag 14 van onze statenvragen, nummer 2197 van 21 oktober 2008. Er wordt daar echter geen antwoord gegeven op de vraag. Daarom wordt deze vraag opnieuw gesteld. In antwoord op vraag 14 (schriftelijke vragen 19 september) somt u enkele maatregelen op om schade te beperken. Uit het SOVON-rapport blijkt dat alleen een structurele oplossing kan worden verwacht van maatregelen zoals het ongeschikt maken van opgroeigebieden of het afschermen van deze gebieden. Dat zal wel tot een structurele verlaging van de stand leiden. Daarvoor is het echter onnodig om dieren te schieten. Er is dus geen enkele reden om deze structurele maatregelen te combineren met het grootschalig afschieten of het vernietigen van legsels. Wat is uw reactie hierop?
Namens de Partij voor de Dieren Zuid-Holland:
A.H.K. van Viegen
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland
¹ http://www.upc-online.org/nr/33005co2.htm
² http://www.upc-online.org/slaughter/10505drraj.htm
Antwoord van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren Zuid-Holland) (d.d. 21 november 2008)
Nummer 2221
Onderwerp Vervolgvragen naar aanleiding van de antwoorden op schriftelijke vragen d.d. 11 november 2008, over de verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond van de Flora-en Faunawet ex artikel 68 aan faunabeheereenheden om 16.175 grauwe ganzen en 3.320 brandganzen te vangen en te doden
Aan de leden van Provinciale Staten
Toelichting vragensteller
Naar aanleiding van de antwoorden op de door mijn fractie gestelde vragen d.d. 21 oktober 2008 zijn er wederom de nodige vragen ontstaan.
Toelichting op vraag 4 GS stellen dat koolstofdioxide een humaan middel is om ganzen te doden en dat er daarom niet handhavend wordt opgetreden, ondanks het feit dat er geen ontheffing voor is verleend. GS stelt zich onzes inziens hiermee boven de wet. De bescherming van dieren is hiermee overgeleverd aan de willekeur van de standpunten van de overheid en vele dieren worden hierdoor vogelvrij verklaard. Op overheidsorganen rust de rechtsplicht om de aan hen toevertrouwde wet-en regelgeving uit te voeren en handhavend op te treden tegen overtredingen daarvan. Het is niet aan Gedeputeerde Staten om zich aan deze rechtsplicht te onttrekken en handhaving achterwege te laten op grond van de subjectieve overweging dat vergassing met kooldioxide een humaan middel is.
1. In het antwoord op vraag 1 geeft u aan dat afschot van enkele dieren (ondersteunend afschot) effectief is gebleken. Wij kennen alleen onderzoek waaruit is gebleken dat de effectiviteit van het actief verjagen zonder geweer en met geweer even groot is! Op welk onderzoek baseert u zich dat afschot van enkele dieren tijdens verjagen effectief is?
Antwoord
We hebben onze ontheffing gebaseerd op het in 2004 landelijk vastgestelde Beleids¬kader Faunabeheer voor overwinterende ganzen en smienten. De Tweede Kamer heeft met het beleidskader ingestemd en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de provincies verzocht foerageergebieden aan te wijzen en de maatregelen die in het beleidskader staan uit te voeren. De bedoeling van de beleidskader is (zie pagina 2 van Beleidskader) om de schade aan landbouwgewassen
9. In antwoord op vraag 9 geeft u aan: “Zie hiervoor het rapport van SOVON 'Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei; hoofdstuk 2.” Uit dit SOVON-rapport blijkt juist helemaal niet dat het aantal broedende ganzen in de provincie Zuid-Holland exponentieel is toegenomen. Daar zou u toch naar moeten kijken en niet naar de gemiddelde situatie in heel Nederland. Hoe beoordeelt u op grond van dit rapport de groei van de populatie ganzen in Zuid-Holland?
Antwoord In hoofdstuk 5 Prognose voor de numerieke en ruimtelijke uitbreiding van over¬zomerende ganzen van het SOVON-rapport (pagina's 73 t/m 83), wordt een prognose gegeven voor de numerieke en ruimtelijke uitbreiding van de overzomerende ganzen in Nederland. Daarbij wordt ook een onderscheid gemaakt in de prognoses voor de verschillende provincies. Op pagina 77 is in tabel 5.6 het aantal broedparen van de grauwe gans per provincie opgenomen, wanneer alle potentiële habitats worden opgevuld. Daaruit blijkt dat Zuid-Holland het grootste aantal broedparen grauwe ganzen kan herbergen. Deze prognose hebben wij bij de beoordeling van de aanvraag meegewogen (zie pagina 3 van onze ontheffing van 3 april 2008, kenmerk PZH-2008-273509).
10.In antwoord op vraag 10 geeft u aan dat bij de beoordeling van de aanvraag vol¬doende aannemelijk is gemaakt dat schade aan flora en fauna zich kan voordoen. In de aanvraag is echter absoluut niet aannemelijk gemaakt dat schade aan flora en fauna zich voordoet. Hierin wordt verwezen naar het SOVON-rapport en daaruit blijkt juist dat dit zeer discutabel is. Op grond waarvan bent u dan van mening dat schade aan flora en fauna zich wel zal voordoen?
Antwoord Op basis van het door ons goedgekeurde Faunabeheerplan voor ganzen in de zomerperiode en het SOVON-rapport, hoofdstukken 4 en 7 (Effecten van over¬zomerende ganzen op hun omgeving, pagina's 57 t/m 60 en 7 Botsingen met andere doelstellingen, pag. 115 t/m 122) zijn wij van mening dat schade aan flora en fauna, veroorzaakt door overzomerende grauwe ganzen voldoende aannemelijk is gemaakt.
11.In antwoord op vraag 13 verwijst u naar de beantwoording van vraag 14 van onze statenvragen, nummer 2197 van 21 oktober 2008. Er wordt daar echter geen antwoord gegeven op de vraag. Daarom wordt deze vraag opnieuw gesteld. In antwoord op vraag 14 (schriftelijke vragen 19 september 2008) somt u enkele maatregelen op om schade te beperken. Uit het SOVON-rapport blijkt dat alleen een structurele oplossing kan worden verwacht van maatregelen, zoals het ongeschikt maken van opgroeigebieden of het afschermen van deze gebieden. Dat zal wel tot een structurele verlaging van de stand leiden. Daarvoor is het echter onnodig om dieren te schieten. Er is dus geen enkele reden om deze structurele maatregelen te combineren met het grootschalig afschieten of het vernietigen van legsels. Wat is uw reactie hierop?
Antwoord
In het SOVON-rapport wordt op pagina 126 en 127 aangegeven dat een combinatie van maatregelen, zowel duurzaam als direct toe te passen maatregelen, kunnen bijdragen aan het beperken van schade. Voor het overige verwijzen wij naar onze eerdere beantwoording.
Den Haag, 27 januari 2009
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
Interessant voor jou
Vervolgvragen vangen en doden ganzen
Lees verderEcologische Wantijzone
Lees verder