Bijdrage Waterplan Zuid-Holland 2010-2015


11 november 2009

Voorzitter,

Water krijgt een steeds prominentere rol bij de inrichting van de provincie Zuid-Holland. Het waterplan wordt nu besproken en vastgesteld vanwege de Kaderrichtlijn Water. Dit plan beschrijft maatregelen die genomen moeten worden om de provincie ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Ook de Europese richtlijn stelt ecologische criteria voor waterkwaliteit. Wij zijn verplicht de doelen van de Kaderrichtlijn Water te realiseren. Met dit Waterplan doen wij veel wat nodig is, maar ik ben bezorgd om de volgende redenen:

Allereerst het peilbeheer. In de drie grote ontwerpnota’s met betrekking tot de waterplannen (Nationale Waterplan, het Provinciaal Waterplan Zuid Holland en het Waterbeheersplan 4 van Rijnland) hebben wij verschil in tekst en interpretatie voor het peilbeheer in veengebieden geconstateerd.

In het Nationaal Waterplan staat dat in veengebieden met een sterke bodemdaling een drooglegging van circa –40 cm gewenst is (ter info: staat op pagina 183 Nationaal Waterplan). In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland staat dat het peil in gebieden met een veenbodem slechts in gelijke mate verlaagd mag worden met de maaivelddaling die in het verleden is opgetreden tot een maximale drooglegging van 60 cm. Dit lijkt in tegenspraak met het Nationaal Waterplan, dat in gebieden met een sterke bodemdaling niet verder wil gaan dan -40 cm. Houdt de provincie zich op dit punt wel aan het Nationaal kader?

In de Nota Peilbeheer van Rijnland wordt een maximum gesteld aan de drooglegging voor veenweidegebieden; namelijk 60 centimeter. Als de drooglegging nu al geringer is dan dient deze niet groter te worden. Geen verdere drooglegging dus. Waarom geeft de provincie meer ruimte voor drooglegging dan Rijnland verstandig vindt? Kan de gedeputeerde mij hierop antwoord geven? Ik verwijs hierbij ook naar de brief aan de statenleden met een vergelijkbare strekking van de KNNV afdeling Gouda e.o.

Ontwatering van veengebieden veroorzaakt daling van de bodem en eutrofiëring van water. De huidige kennis is: hoe geringer de drooglegging, hoe geringer de bodemdaling. De Provincie Zuid-Holland moet in gebieden waar die bodemdaling groot is voor een functieverandering zorgen. Pas dan kan het waterschap iets doen aan de peilen en verdere bodemdaling voorkomen. In deze gebieden zal dit leiden tot extensivering van het grondgebruik. Extensieve veeteelt met veel ruimte voor weidevogels is hier mogelijk. Een drooglegging van 60 cm heeft een schadelijke invloed op flora en fauna: onder meer voor krabbescheer, zwarte stern, groene glazenmaker en vispopulaties.

Vervolgens maak ik mij zorgen om het fosfaat in het oppervlakte water. De uit- en afspoeling van mest uit de landbouw is teveel om de doelen van de KRW te kunnen halen. Het rijk schiet hier tekort, zoals ook blijkt uit de analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving en dit waterplan. Zonder betere mestwetgeving, geen KRW-doelen, maar wel boetes uit Brussel omdat wij onze afspraken niet nakomen. Is de gedeputeerde bereid om het Rijk op te roepen nader beleid te ontwikkelen, zodat de provincie en de waterschappen in staat worden gesteld om de KRW doelen te halen? Ik houd hiervoor een motie achter de hand.

Zonering
Waar geen aandacht voor is in het document, is zonering. Pleziervaart met grote boten en krachtige motoren kan schadelijk zijn voor de pas aangelegde natuurvriendelijke oevers en zij verstoren de flora en fauna. Daarom is een goede zonering van groot belang. Wanneer een gebied van zonering wordt voorzien, worden richtlijnen opgesteld wat voor activiteiten op specifieke plaatsen mogen of juist niet mogen worden uitgevoerd. Kan de gedeputeerde mij antwoord geven op de vraag waarom dit nog niet in meegenomen in het Waterplan?

Tot slot de vismigratie. De visstand is één van de biologische kwaliteitsparameters van de KRW. Het opheffen van barrières en het herstel van leefgebieden zijn belangrijke maatregelen voor een gezonde visstand. De barrières verschillen per vissoort en hebben te maken met hun leefwijze. Barrières kunnen bestaan tussen zoet en zout water, ondiep warm water en diep koud water. De barrières worden gevormd door onder meer sluizen, stuwen en gemalen. Gemalen kunnen vissen zelfs doden of verwonden. Niet alleen de beperking van migratie is een probleem, ook het dierenwelzijn is gediend met het oplossen van het knelpunt.

In de laatste versie van het concept Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 wordt in zijn geheel niet gesproken over dierenwelzijn. Naar aanleiding van de toezegging van de gedeputeerde in de commissievergadering om dit op te nemen is alleen de 2 woorden ‘flora en fauna ’opgenomen’ op pagina 33 van het plan. Ik mis dus nog steeds dierenwelzijn in het Waterplan. Ook mis ik de vismigratie. Ik dien samen met de SP een amendement in om dit toe te voegen aan het Waterplan. Onze fractie is van mening dat de provincie Zuid-Holland haar verantwoordelijkheid dient te nemen voor de vismigratie. De pompen die Nederland droog houden versnipperen jaarlijks miljoenen levende vissen. De pompen zijn noodzakelijk, maar het dierenleed is dat niet.

In dit waterplan dient een eind te worden gemaakt aan visonvriendelijke sluizen, stuwen en gemalen. De waterschappen moeten weten waar ze aan toe zijn en kaders hiervoor zijn nodig: geen visonvriendelijke gemalen erbij en bij vervanging moet rekening gehouden worden met vismigratie. De provincie Zuid-Holland zal het goede voorbeeld moeten geven door de knelpunten (in onze eigendommen) aan te passen. Hiermee kan een einde komen aan een groot verborgen dierenleed.

Dank u wel.

Interessant voor jou

Bijdrage Begroting 2010

Lees verder

bijdrage interpellatie damherten

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer