Bijdrage IC commissie Omgevingsbeleid
Waar te beginnen bij het bespreekstuk Omgevingsbeleid?
De provincie Zuid-Holland heeft met haar uitgebreide instrumentarium een meerwaarde bij het oplossen van de maatschappelijke opgaven van vandaag en morgen. Deze opgaven zijn het vertrekpunt van het provinciaal handelen (biodiversiteit, stikstof, klimaatverandering bodemdaling, energietransitie, duurzaamheid en circulariteit). Dat niet het economisch handelen, maar deze maatschappelijke opgaven als uitgangspunt wordt gehanteerd, in de geest van de Omgevingswet, ondersteunen wij. Maar de leefomgevingstoets laat zien, dat de Omgevingstoets samen met het bestaande beleid niet leidt tot het behalen van de ambities op het gebied van klimaatbestendigheid, energievernieuwing, economische transitie en bereikbaarheid in 2030. Dat betekent in onze ogen dat deze ambities moeten worden bijgesteld. Vrij veel doelen worden als slecht beoordeeld in de toets. In het PAL advies wordt hierover in de eerste paragraaf de vraag gesteld: ‘Hoe gaat de provincie (bestuurlijk en ambtelijk) op basis van de voorliggende stukken, de beoogde voornemens concreet ontwikkelen, ondersteunen en handhaven?’ Graag een reactie van gedeputeerde hierop.
Doelen met een SLECHTE SCORE: dit zijn de Natura2000 gebieden, biodiversiteit, duurzame landbouw, bodemdaling, hittestress, energiegebruik, uitstoot broeikasgassen, circulaire economie, luchtkwaliteit, worden allemaal als slecht beoordeeld, ondanks alle genomen maatregelen. Doelen met een GOEDE score: voorzieningen in het stedelijk gebied, internationale bereikbaarheid en bodemkwaliteit en bodemvruchtbaarheid.
Op GS rust de wettelijke taak om er zorg voor te dragen dat alle maatregelen worden uitgevoerd die nodig zijn om de Natura 2000-doelen van deze gebieden te halen, uit te voeren door het vaststellen van de beheerplannen voor de Natura 2000- gebieden. Daarnaast is GS bevoegd gezag voor de vergunningverlening (ODH) en handhaving (OZHZ) voor activiteiten die effect hebben op Natura 2000. Maar: de doelen worden niet gehaald.
Biodiversiteit is erg belangrijk:
- We beschermen de bijzondere kwaliteiten van ons landschap, ook om de groenbeleving van inwoners, recreanten en toeristen te verbeteren;
- We benutten natuur, cultureel erfgoed en monumenten om het landschap aantrekkelijk te maken en te houden;
- We willen de biodiversiteit vergroten;
- Natuurinclusieve landbouw geven we de ruimte.
Wij zien graag, dat biodiversiteit wordt opgenomen in het beoordelingskader bij het realiseren van grote ruimtevragers (zoals logistieke bedrijfspanden) in de bepaling hierover in de Omgevingsverordening.
Voorzitter, wij stellen ons de volgende vraag: in hoeverre is deze ambitie voor het behoud van de biodiversiteit in Zuid-Holland haalbaar met de beleidsneutrale samenvoeging?
Dat is voor deze ambitie niet eenduidig te beantwoorden. Toch laat de Raad van de leefomgeving zien dat de ruimtelijke kwaliteit van het landschap bij autonome ontwikkeling verder onder druk komt te staan. Ook het benutten van natuur, cultureel erfgoed en monumenten komt verder onder druk te staan. En dat gebeurt te vaak, de biodiversiteit in Zuid-Holland gaat nog steeds achteruit.
Bij de ambitie ‘vergroting van de biodiversiteit’ is het niet duidelijk wat het beoogde resultaat is. Bij strikte interpretatie van deze ambitie kan er bij elke vergroting van de biodiversiteit al sprake van zijn dat de ambitie gehaald is, zonder dat duidelijk is of het om flora en fauna gaat waar de tekorten het grootst zijn. Bij het beschermen van weidevogels wordt er sterk ingezet op het doden van zogenaamde ‘overlastdieren’ en predatoren. Maar de werkelijke oorzaak van de teruggang van weidevogels, het menselijk handelen, wordt niet betrokken bij de voorgestelde maatregelen. Het Raad van de leefomgeving laat bij autonome ontwikkeling een verbeterende trend zien voor Natura 2000 gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Voor biodiversiteit buiten die gebieden is er een verslechterende trend zichtbaar. Dat betekent dat buiten de aangewezen natuurgebieden de grootste opgave ligt om de biodiversiteit te vergroten en de verslechterende trend te keren.
De provincie heeft geen bestaand beleid op het vlak van natuurinclusieve landbouw. Het is daardoor niet aannemelijk dat de ambitie om daar ruimte aan te geven wordt behaald. Vraag: gaat er beleid worden gemaakt voor het stimuleren van natuurinclusieve landbouw? En zo ja, wanneer en hoe?
In de beleidsverrijking rijke groenblauwe leefomgeving zijn onderdelen opgenomen die kansen bieden voor verbetering op het vlak van beleefbaarheid van het landschap en van natuur biodiversiteit. Zo kan de introductie van een kwantitatieve en kwalitatieve groennorm in stedelijke gebieden en het ontwikkelen van projecten voor 40 icoonsoorten zorgen voor vergroting van biodiversiteit. Ook het creëren van variatie aan stedelijke biotopen kan daar aan bijdragen. Het ontwikkelen van toeristisch-recreatieve magneetplekken in natuurgebieden biedt kansen voor vergroten van de beleefbaarheid van natuur en landschap. Dat vergt dan wel goede inpassing, omdat vergroting van recreanten en toeristen kan conflicteren met het vergroten van biodiversiteit vanwege verstoringseffecten. Dit vormt een bedreiging voor de natuur en mag geen verstorend karakter hebben. Het verbinden van regio’s met waterrecreatie biedt kansen voor vergroten van beleefbaarheid van natuur en landschap vanaf het water, maar tegelijkertijd risico’s op het vlak van biodiversiteit (verstoringseffecten door meer toeristen). Het gaat hierom over de wettelijk bepaalde intrinsieke waarde van de natuur en de biodiversiteit. Die mag niet worden teniet gedaan.
Doel van de provincie is een 100% circulair Zuid-Holland, met als tussendoel 50% circulair in 2030. Wij stellen onszelf de vraag: In hoeverre is deze ambitie haalbaar met de beleidsneutrale samenvoeging? Deze ambitie is op basis van het samengevoegde beleid in 2030 niet haalbaar. Het huidige beleid draagt onvoldoende bij om de te verwachten positieve autonome trend zo te versterken dat er in 2030 sprake is van 50% circulariteit in 2030. We vinden dit mooie ambities, maar de haalbaarheid ervan achten we weinig realistisch.
Voor gezondheid en leefbaarheid zijn vooral ´oranje´ scores te zien, bij kwaliteit en kwantiteit van woon- en werklocaties ook. Bij ongewijzigd beleid zijn hier niet of nauwelijks verbeteringen te zien, bij kwaliteit en kwantiteit van woon- en werklocaties is zelfs een verslechterende trend te zien. Dat betekent dat er op deze vlakken een opgave ligt om tot een gezonder en leefbaarder woon- en werkklimaat te komen. Het huidige beleid gericht op binnenstedelijk verdichten maakt deze opgave extra complex. Gezondheid en leefbaarheid zijn belangrijke ambities om te verbeteren. Ook de ambities t.a.v. energietransitie naar duurzame energie worden niet behaald.
Wijziging Omgevingsverordening
Kaartwijzigingen Omgevingsverordening: verbeteringen: In Benthuizen is een gebied ingeklemd tussen de dorpsbebouwing, bedrijventerrein, Heerewegh en de Bentwoudlaan is destijds (ten onrechte?) aangeduid als groene buffer. Deze locatie lag binnen de voormalige bebouwingscontour van de Provinciale Structuurvisie en was geen groene buffer. De locatie is sinds 2014 als woningbouwlocatie op de 3ha-kaart opgenomen en de gemeente Alphen is nu voornemens hiervoor een bestemmingsplan op te stellen. De foutieve aanduiding van groene buffer is hier strijdig mee en wordt geschrapt van kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieeën. We willen hier de groene buffer handhaven en zijn het oneens met deze kaartwijziging.
Dan het voorstel in de realisatiestrategie om mandaat van PS bij GS neer te leggen voor herbegrenzing NNN-gebieden. Eerder is al mandaat gegeven voor herbegrenzing NNN-gebied Krimpenerwaard. Voor het herlocaliseren van NNN-hectares moet de NNN-begrenzing worden aangepast in de Verordening Ruimte en Mobiliteit (straks de Omgevingsverordening), dat is een bevoegdheid van PS. Grenswijzigingen worden 1 keer per jaar doorgevoerd bij het vaststellen van de Omgevingsverordening. Het komt voor dat een zelfrealisator die zijn gronden binnen het NNN wil brengen, een jaar moet wachten voordat hij verder kan met zijn plannen omdat het vaststellingsmoment van de Verordening net voorbij is. Subsidie kan alleen verstrekt worden voor gebieden die binnen het NNN liggen. Om het proces rondom NNN grenswijzigingen te vergemakkelijken en vaker te kunnen doorvoeren als er kansen zijn, stelt GS voor om, onder voorwaarden, het mandaat voor het vaststellen van grenswijzigingen bij GS te leggen. Deze mandaatswijziging staat gepland in de nieuwe Omgevingswet en GS stelt nu voor om vooruitlopend op de nieuwe wet de mandaatswijziging nu al te effectueren.
Wij zijn het niet eens met deze mandaatswijziging. Willen we de positie van Provinciale Staten versterken, dan moeten we niet steeds meer verantwoordelijkheden bij GS neerleggen. Graag een reactie van gedeputeerde hierover. Afhankelijk van de reactie van gedeputeerde hebben we hier een amendement voor in de maak. In het advies van de PAL lezen we: ‘Gezien het belang van het Omgevingsbeleid is een gedegen behandeling, dat wil zeggen informatie delen, discussie en meningsvorming in Provinciale Staten een voorwaarde om tot een gedragen plan te komen, met democratische legitimiteit.‘ Het lijkt ons om deze reden ook niet verstandig om de vaststelling van het omgevingsbeleid als Hamerstuk naar de PS vergadering te sturen.
Hanke Hoogerwerf
Statenlid
Partij voor de Dieren
Interessant voor jou
Bijdrage BE commissie Jaarstukken 2020
Lees verderBijdrage KNM commissie Aangepaste Realisatiestrategie Natuur Netwerk Nederland
Lees verder