Schrif­te­lijke vragen aanpak verdroging en droogte


Indiendatum: 8 jun. 2021

Toelichting

In april van dit jaar hebben Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Noord-Brabant plannen vastgesteld voor een klimaatbestendig water- en bodemsysteem (1), te weten de “Visie Klimaatadaptatie”, gericht op de aanpak van (permanente) verdroging en (tijdelijke, maar vaker optredende) droogteschade voor natuur en landbouw. Ook het nieuwe College van Noord-Brabant heeft deze Visie overgenomen. De fractie van de Partij voor de Dieren constateert dat onze buurprovincie hiermee kiest voor een trendbreuk in het water- en bodembeleid. Ook in provincie Zuid-Holland speelt het probleem van klimaatverandering en daarmee gepaard gaande verdroging (2). Na periodes van droogte in de zomers van 2018 en 2019, is het de verwachting dat ook de zomer 2020 opnieuw zeer droog zal worden (3). Omdat de problematiek in Zuid-Holland niet fundamenteel anders ligt dan in Noord-Brabant, wil onze fractie graag een reactie van GS op de plannen betreffende de bovengenoemde “Visie Klimaatadaptatie”. In dit verband leggen wij u de volgende vragen voor.

Vragen

1. Hebben GS kennis genomen van de “Visie Klimaatadaptatie” van provincie Noord-Brabant?

2. Delen GS de doelstellingen om water zo lang mogelijk vast te houden, niet alleen in de natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?

3. Zien GS ook de noodzaak om oplossingen meer te zoeken in ruimtelijke inrichting en landgebruik? Zo nee, welke oplossingen ziet u dan voor zich?

4. Natuurgebieden die in een verdringingsreeks droogte in categorie 1 vallen, zijn op kaart gezet, maar de kaart is niet bedoeld om te kijken of er sprake is van verbetering of verslechtering (https://www.helpdeskwater.nl beleid/handboekwater/thema-s/watertekort/verdringingsreeks/), bleek uit het antwoord op onze technische vragen over de jaarstukken 2019.
Kunnen GS aangeven welke Zuid-Hollandse natuurgebieden zijn het meest kwetsbaar voor watertekorten? Hoe wordt er vastgesteld of er sprake is van verbetering of verslechtering in de natuurgebieden en wat is de aanpak bij aanhoudende droogte?

5. De beleidstafel droogte heeft de provincies verzocht om de natuurgebieden op een kaart te zetten die in de verdringingreeks droogte in categorie 1 vallen. Het gaat specifiek om gebieden waar sprake kan zijn van onomkeerbare schade als gevolg van acute droogte (dus niet om structurele droogte). In geval van watertekort en het inzetten van de verdringingsreeks, moeten snel keuzes gemaakt worden welke functies of gebieden nog wel water krijgen en welke niet. Door deze gebieden op kaart te hebben is dit snel inzichtelijk. De kaart is opgesteld in samenwerking met de natuurbeheerders en de waterschappen.
Hoe is bepaald welke natuurgebieden in categorie 1 vallen? En hoe wordt bepaald wanneer er in de praktijk sprake is van een zodanig watertekort, dat de verdringingsreeks als beleidsinstrument moet worden ingezet?

6. Zijn er maatregelen vastgesteld om in deze gebieden aan de (wettelijk verplichte) doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te voldoen? Kunnen GS een overzicht daarvan aan Provinciale Staten doen toekomen?

7. De provincie Noord-Brabant hanteert de principes: niet meer onttrekken, en zo nodig aanvullen, van diepe grondwatervoorkomens, het vasthouden van water in hoger gelegen gebieden en (daarom) het accepteren van vernatting in de lager gelegen gebieden. Zijn dat volgens GS in Zuid-Holland ook de juiste beleidsdoelen? Zo nee, welke beleidsdoelen zijn dit volgens GS dan wel?

8. Delen GS de opvatting dat het niet alleen gaat om inrichtingsmaatregelen in en nabij natuurgebieden, maar ook om het vasthouden van water in brongebieden, verhogen van het waterpeil in veenweidegebieden, het verminderen van afwatering en het aanpassen van ontwatering in bebouwd gebied? Zo, nee waarom niet?

9. Gaan GS maatregelen treffen, zoals in Noord-Brabant, zodat er minder grondwateronttrekking plaats vindt voor drinkwater, industrie en beregening in de land-en tuinbouw? En zodat er minder drainage plaatsvindt rond natuurgebieden? Zo ja welke maatregelen en zo nee, waarom niet?

10. Juist in de nu vaker voorkomende jaren met grote droogte is het watergebruik voor irrigatie in de land- en tuinbouw extreem hoog – in het droge jaar 2018 bijvoorbeeld meer dan drie keer zo hoog als in 2017 (4). Achten GS dit een houdbare situatie? Zo niet, welke maatregelen gaan GS treffen om dit watergebruik te beperken?

11. Zien GS ook de noodzaak van bodemverbetering (meer infiltratie, groter waterbergend vermogen) en hogere grondwaterpeilen? En de cruciale rol die natuur-inclusieve landbouw hierin te vervullen heeft? Zo nee, waarom niet?

12. Wanneer, en in welke vorm, gaan GS plannen voor een klimaat robuust water- en bodemsysteem voor Zuid-Holland aan Provinciale Staten voorleggen?

Hanke Hoogerwerf
Statenlid Partij voor de Dieren
Provincie Zuid-Holland

1 https://www.brabant.nl
2 https://staatvan.zuid-holland.nl
3 https://www.onswater.nl
4 Wageningen Economic Research, i.o.v. het CBS: “Watergebruik in de land- en tuinbouw in 2017 en 2018”, nr. 2020-30. Tabel 3.1, pag. 10.

Indiendatum: 8 jun. 2021
Antwoorddatum: 30 jun. 2021

Antwoorden

1. Hebben GS kennis genomen van de “Visie Klimaatadaptatie” van provincie Noord-Brabant?

Antwoord

Ja.

2. Delen GS de doelstellingen om water zo lang mogelijk vast te houden, niet alleen in
de natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja, maar een toelichting is op zijn plaats. De situatie in Zuid-Holland verschilt wezenlijk van de situatie in Noord-Brabant. Zuid-Holland ligt voor een groot deel onder de zeespiegel, met vaste waterpeilen die worden beheerd door de waterschappen. Er wordt water uit de grote rivieren ingelaten primair ten behoeve van het peilbeheer, maar de inlaat dient ook andere belangen, zoals irrigatie van de landbouw en het wegspoelen van zout kwelwater. Bij lage rivierafvoeren kunnen beperkingen optreden aan de inlaatmogelijkheden. Om daarvoor gesteld te staan werken we samen met de waterschappen aan een meervoudige strategie. Belangrijke elementen van deze strategie zijn:

• slimmer en zuiniger omgaan met het beschikbare water;
• optimaliseren van de aanvoermogelijkheden;
• beter benutten van de ondergrond (brakwaterwinning, opslag regenwater);
• meer hergebruik van afvalwater;
• vergroten robuustheid (o.a. flexibel peilbeheer);
• gebiedsprocessen om duidelijkheid te geven over de verwachte beschikbaarheid van zoet water en afspraken te maken over doelmatige maatregelen.

Provincie Zuid-Holland participeert in een aantal innovatieve projecten voor het benutten van de ondergrond voor en hergebruik van regenwater, zowel op grotere schaal in het Westland (COASTAR) als op kleinere schaal in stedelijk gebied (Urban Water Buffers).

Het vasthouden van water is dus onderdeel van een meervoudige strategie en als uitgangspunt o.a. vastgelegd in onze klimaatadaptatiestrategie ‘Weerkrachtig Zuid-Holland’ en als uitgangspunt in het Convenant Klimaatadaptief Bouwen. Maar dit gebeurt in Zuid-Holland op een andere manier dan op de hogere zandgronden in het Oosten en Zuiden van het land.

3. Zien GS ook de noodzaak om oplossingen meer te zoeken in ruimtelijke inrichting en landgebruik? Zo nee, welke oplossingen ziet u dan voor zich?

Antwoord

Ja. Bij de afwegingen ten behoeve van toekenning of wijziging van functies worden wateraspecten, zoals de beschikbaarheid van zoet water en de kans op wateroverlast, meegenomen. Dat was al zo, maar om dit te benadrukken willen we dit expliciet benoemen in het Omgevingsbeleid. Dit is een van de in de Koersnotitie aangekondigde wijzigingen om ons beleid klimaatbestendig te maken. Het sluit ook aan bij het uitgangspunt voor waterbeheer zoals dat wordt opgenomen in het nationaal omgevingsprogramma: de vraag naar water wordt afgestemd met de beschikbaarheid van water door bij de toedeling van watervragende functies aan gebieden rekening te houden met de waterbeschikbaarheid in die gebieden en door in te zetten op een zuinige omgang met water door watervragende functies. Dit uitgangspunt is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangekondigd in haar brief aan de Tweede Kamer dd. 23 april 2020 over het nationaal omgevingsbeleid (NOVI).

4. Natuurgebieden die in een verdringingsreeks droogte in categorie 1 vallen, zijn op kaart gezet, maar de kaart is niet bedoeld om te kijken of er sprake is van verbetering of verslechtering (https://www.helpdeskwater.nl beleid/handboekwater/thema-s/watertekort/verdringingsreeks/), bleek uit het antwoord op onze technische vragen over de jaarstukken 2019. Kunnen GS aangeven welke Zuid-Hollandse natuurgebieden zijn het meest kwetsbaar voor watertekorten? Hoe wordt er vastgesteld of er sprake is van verbetering of verslechtering in de natuurgebieden en wat is de aanpak bij aanhoudende droogte?

Antwoord

Begin dit jaar stuurden wij u de in het kader van klimaatadaptatie uitgevoerde natuurstresstest-light toe (PZH-2019-720776425). Hoewel daarin niet alle in Zuid-Holland voorkomende natuurtypes zijn onderzocht, is wel geconstateerd dat droogte m.n. voor veenweide-natuur een risico vormt: “In moerasgebieden, omgeven door veenweiden, bevinden kwetsbaarheden zich met name rond waterkwantiteit en daaruit volgend, de kwaliteit van het ingelaten oppervlaktewater. Zo speelt in tijden van droogte het dilemma wat minder schadelijk is voor de natuur: verdroging of de inlaat van gebiedsvreemd water van slechte kwaliteit.” Tevens is de voedselbeschikbaarheid voor jongen een zorg, er al veel signalen dat weidevogels afgelopen voorjaar nauwelijks jongen hebben grootgebracht vanwege de droogte. Ook zijn de duingebieden in Zuid-Holland (deze vallen onder Natura 2000) kwetsbaar. In de duingebieden zijn vooral de vegetaties en diersoorten van de habitattypen vochtige duinvalleien en lokaal ook duingrasland gevoelig voor verdroging. In deze gebieden is geen wateraanvoer mogelijk, daarom vallen zij niet onder de categorie 1 natuur uit de verdringingsreeks (zie antwoord vraag 5). Poelen die bijvoorbeeld droogvallen kunnen leiden tot het verdwijnen van lokale populaties van diersoorten als amfibieën, libellen en vissen. In de deltagebieden zijn ook vooral de vochtige duinvalleien het meest kwetsbaar voor verdroging en een soorten van rietmoerassen. Met betrekking tot de verbetering en verslechtering van de staat van de natuur het volgende:

De natuurwaarden in de gebieden die in Zuid-Holland onder Natura 2000 en de NNN vallen worden gemonitord volgens de SNL (Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer), een landelijke methodiek die is opgezet om vinger aan de pols te houden m.b.t. de natuurwaarden. Deze gebieden worden eenmaal per zes jaar gebiedsdekkend geïnventariseerd op broedvogels, vegetatie, dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Door de gegevens te vergelijken met eerdere ronden kan worden bepaald hoe de natuurwaarden zich ontwikkelen. Daarnaast is er nog een provinciaal vegetatiemeetnet dat drie-jaarlijks wordt onderzocht. Door de gegevens van eerdere ronden te vergelijken kan worden bepaald hoe deze vegetaties zich ontwikkelen. Deze gegevens worden gerapporteerd in de Natura 2000 beheerplannen en in de jaarlijks rapportage van het PZG (Progamma Zuid-Hollands Groen) (indicator SNL kwaliteit).

5. De beleidstafel droogte heeft de provincies verzocht om de natuurgebieden op een kaart te zetten die in de verdringingreeks droogte in categorie 1 vallen. Het gaat specifiek om gebieden waar sprake kan zijn van onomkeerbare schade als gevolg van acute droogte (dus niet om structurele droogte). In geval van watertekort en het inzetten van de verdringingsreeks, moeten snel keuzes gemaakt worden welke functies of gebieden nog wel water krijgen en welke niet. Door deze gebieden op kaart te hebben is dit snel inzichtelijk. De kaart is opgesteld in samenwerking met de natuurbeheerders en de waterschappen. Hoe is bepaald welke natuurgebieden in categorie 1 vallen? En hoe wordt bepaald wanneer er in de praktijk sprake is van een zodanig watertekort, dat de verdringingsreeks als beleidsinstrument moet worden ingezet?

Antwoord

De verdringingsreeks droogte richt zicht op functies waar wateraanvoer mogelijk is. Terreinbeheerders en waterschappen zijn door de provincie Zuid-Holland betrokken om gezamenlijk en op basis van expert judgement de selectie te maken van natuurgebieden die vallen in categorie 1. Bij de selectie van natuurgebieden vallend in categorie 1 van de verdringingsreeks droogte is aangehouden het criterium ‘onomkeerbare schade’ zoals vastgelegd in de verdringingreeks droogte. De selectie omvat:

- de natuurgebieden behorend tot het Natuur Netwerk Nederland (inclusief de Natura 2000 gebieden) die geheel of gedeeltelijk op veengrond liggen, al dan niet met aanvullende eisen m.b.t. waterkwaliteit (gevoelig voor nutriënten)

- en een natuurgebied dat niet op veen ligt en altijd water nodig heeft.

In de handleiding verdringingsreeks is het volgende omschreven: “Door een (langdurige) periode van droogte kan er een watertekort ontstaan of dreigen te ontstaan. Het is ter beoordeling van de waterbeheerder of er feitelijk sprake is van een watertekort in zijn beheergebied. Dit betreft een feitelijke constatering die op zichzelf geen rechtsgevolgen heeft. Alle waterbeheerders dienen de verdringingsreeks (op basis van artikel 2.9 Waterwet vastgelegd in artikel 2.1 van het Waterbesluit) bij (dreigende) watertekorten in acht te nemen. Dit betekent dat de waterbeheerders in geval van (dreigende) watertekorten verplicht zijn het beschikbare oppervlaktewater overeenkomstig de verdringingsreeks te verdelen. Of er sprake is van een (dreigend) watertekort stelt de waterbeheerder zelf vast op basis van feitelijke omstandigheden, met als gevolg dat hij vanaf dat moment bij het beheer van watersystemen de verdringingsreeks in acht zal nemen. De verdringingsreeks treedt dus automatisch in werking bij een (dreigend) watertekort; hiervoor is geen nadere besluitvorming nodig.”

6. Zijn er maatregelen vastgesteld om in deze gebieden aan de (wettelijk verplichte) doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te voldoen? Kunnen GS een overzicht daarvan aan Provinciale Staten doen toekomen?

Antwoord

Gebieden die in Natuur categorie 1 van de verdringingsreeks vallen zijn niet altijd Kaderrichtlijn Water lichamen. De maatregelen om aan de doelstellingen van de KRW te voldoen zijn vastgesteld in de KRW-nota doelen en maatregelen (https://www.zuid-holland.nl)

7. De provincie Noord-Brabant hanteert de principes: niet meer onttrekken, en zo nodig aanvullen, van diepe grondwatervoorkomens, het vasthouden van water in hoger gelegen gebieden en (daarom) het accepteren van vernatting in de lager gelegen gebieden. Zijn dat volgens GS in Zuid-Holland ook de juiste beleidsdoelen? Zo nee, welke beleidsdoelen zijn dit volgens GS dan wel?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is de ondergrond en het grond- en oppervlaktewatersysteem in de provincie Zuid-Holland niet vergelijkbaar met Noord-Brabant. Het beleidsdoel voor grondwaterkwantiteit is in Zuid-Holland dat de onttrekkingen van grondwater in evenwicht moeten zijn met de aanvulling van het grondwater. Het grondwater in Zuid-Holland is overwegend zout. De drinkwaterbedrijven onttrekken wel zoet grondwater in de duinen en langs de grote rivieren. Door aanvulling met rivierwater wordt de grondwatervoorraad in balans gehouden.

8. Delen GS de opvatting dat het niet alleen gaat om inrichtingsmaatregelen in en nabij natuurgebieden, maar ook om het vasthouden van water in brongebieden, verhogen van het waterpeil in veenweidegebieden, het verminderen van afwatering en het aanpassen van ontwatering in bebouwd gebied? Zo, nee waarom niet?

Antwoord

Ja. Het voldoende vasthouden, bergen en beperkt afwateren/ontwateren zijn inderdaad maatregelen die al worden overwogen bij het meer robuust maken van het gehele watersysteem, in zowel stad als land en bij voorkeur dicht bij de bron. Daarbij dient wel een evenwicht te worden gevonden met een eventueel groter risico op wateroverlast door piekbuien (zie ook antwoord op vraag 2). Belangrijk aandachtspunt daarbij is dat Zuid-Holland vooral een wateraanvoer gebied is dat via polderpeilen wordt gestuurd (anders dan grote delen van Noord-Brabant die regenwater afhankelijk zijn) en dat uitzakken van het grondwater door droogte ook weer relatief snel kan worden aangevuld door wateraanvoer. (zie ook antwoord 7).

9. Gaan GS maatregelen treffen, zoals in Noord-Brabant, zodat er minder grondwateronttrekking plaats vindt voor drinkwater, industrie en beregening in de land-en tuinbouw? En zodat er minder drainage plaatsvindt rond natuurgebieden? Zo ja welke maatregelen en zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord vraag 2.

10. Juist in de nu vaker voorkomende jaren met grote droogte is het watergebruik voor irrigatie in de land- en tuinbouw extreem hoog – in het droge jaar 2018 bijvoorbeeld meer dan drie keer zo hoog als in 2017 (4). Achten GS dit een houdbare situatie? Zo niet, welke maatregelen gaan GS treffen om dit watergebruik te beperken?

Antwoord

In Zuid-Holland hebben de waterschappen de mogelijkheid om water aan te voeren vanuit de grote rivieren. Bij lage afvoer zijn er weliswaar beperkingen, maar zelfs in de droge zomer van 2018 heeft dit nauwelijks geleid tot problemen, dankzij de grote inzet van de Zuid-Hollandse waterbeheerders en de maatregelen die in het Deltaprogramma Zoetwater zijn afgesproken. Zie verder antwoord op vraag 3. Land- en tuinbouwsector zetten daarnaast in op duurzaam en circulair watergebruik en ondergrondse opslag en hergebruik van regenwater. Provincie Zuid-Holland participeert in diverse innovatieve projecten (bv. COASTAR) en werkt samen met sectorpartijen via o.a. Greenport West-Holland.

11. Zien GS ook de noodzaak van bodemverbetering (meer infiltratie, groter waterbergend vermogen) en hogere grondwaterpeilen? En de cruciale rol die natuur-inclusieve landbouw hierin te vervullen heeft? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In aansluiting op het antwoord dat al op vraag 8 is gegeven, geldt dat bodemverbetering en het verhogen van grondwaterpeilen inderdaad kunnen bijdragen aan het bepreken van droogte of verdroging, mits daarbij rekenschap is genomen van eventuele risico’s op wateroverlast en de mogelijkheden om de peilen middels oppervlaktewateraanvoer weer aan te vullen. Wat betreft het verhogen van het grondwaterpeil, dient rekening gehouden te worden met de gevolgen voor de economische houdbaarheid van het huidige grondgebruik en de grondgebruikers, de noodzaak en (on)mogelijkheden om daarin te adapteren en transformeren en dat als overheid te faciliteren (dit doet de provincie al via onder meer de proefboerderij “boeren bij hoog water”). Wat betreft de door u genoemd bodemverbetering, is het goed te weten dat daar al praktijkonderzoeken en ervaringen lopen naar onder meer “waterinfiltratiesystemen” en “kleiverrijking van veen”. Deze onderzoeken worden mede door de provincie gefinancierd.

12. Wanneer, en in welke vorm, gaan GS plannen voor een klimaat robuust water- en bodemsysteem voor Zuid-Holland aan Provinciale Staten voorleggen?

Antwoord

Zoals eerder aangegeven verschilt de situatie in Zuid-Holland van die van Brabant. Het klimaatrobuust maken van het water- en bodemsysteem in Zuid-Holland vereist op dit moment geen andere plannen en ingrepen dan al voorzien in het Deltaplan Zoetwater en in de maatregelen en aanpak zoals hierboven beschreven. Nog dit jaar worden bij de herziening van het Omgevingsbeleid specifieke beleidsbeslissingen rond klimaatadaptatie. Ook wordt de Uitvoeringsagenda klimaatadaptatie vastgesteld.

Hierin worden de hierboven beschreven aanpak en uitgangspunten t.a.v. het vasthouden van water en het klimaatrobuust houden van ons watersysteem meegenomen.

1 https://www.brabant.nl
2 https://staatvan.zuid-holland.nl/
3 https://www.onswater.nl
4 Wageningen Economic Research, i.o.v. het CBS: “Watergebruik in de land- en tuinbouw in 2017 en 2018”, nr. 2020-30. Tabel 3.1, pag. 10.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Uitvoering Hoofdlijnennotitie Vitale Landbouw

Lees verder

Schriftelijke vervolgvragen vervoer/uit het lijden verlossen van gewonde wilde dieren

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer