Schrif­te­lijke vragen afschot ganzen in weide­vo­gel­ge­bieden


Indiendatum: mrt. 2010

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 15 maart 2010
Onderwerp : Schriftelijke vragen afschot ganzen in weidevogelgebieden

Toelichting
De aantallen weidevogels in Zuid-Holland en in Nederland staan onder druk. Ongeveer 70% van Nederland bestaat uit agrarisch gebied. Internationaal gezien neemt ons land een koppositie in voor veel vogels van het boerenland. Dit geldt met name voor de weidevogels, waarvan in de laatste decennia veel soorten sterk in aantal afnemen. Deze neergaande trend lijkt zich in de laatste jaren nog te versnellen. Tussen 1990 en 2000 verdween jaarlijks ruim 1% van de weidevogels uit het agrarisch gebied van Nederland. Sinds 2000 is de jaarlijkse afname zelfs opgelopen tot 5%1.

Daarom wordt sinds 1990 in Nederland op grote schaal beheerovereenkomsten met boeren afgesloten teneinde de biologische verarming van het agrarische landschap een halt toe te roepen. Ook binnen de Europese Unie zijn deze zogenaamde ‘agri-environment schemes’ een belangrijk speerpunt van het landbouwbeleid geworden. Maar de grote vraag is of ook de weidevogels van dit beleid profiteren en of de genomen maatregelen voldoende zijn om de daling van het aantal weidevogels te stoppen en een herstel van de vroegere biodiversiteit mogelijk te maken.

Ganzen
LTO Noord stelt dat provincies in de broedperiode van weidevogelgebieden geen ontheffingen moeten verlenen voor de afschot van ganzen. Zij constateren strijdigheid van beleid bij het gebruik maken van de ontheffing om schade door overzomerende ganzen te bestrijden in weidevogelgebieden. Het botst als aan de ene kant middelen ingezet worden om de schade door overzomerende ganzen zoveel mogelijk te beperken, terwijl aan de andere kant inspanningen geleverd moeten worden voor een zo succesvol mogelijk weidevogelbeheer.

Daarnaast wordt in de haalbaarheidsstudie “nieuw weidevogelbeleid” van Alterra2 gesteld dat tijdens het haalbaarheidsonderzoek is gebleken dat actuele en accurate gegevens cruciaal zijn bij de vormgeving van effectief weidevogelbeheer. Het verdient aanbeveling de verdere vormgeving en uitvoering van het vernieuwde weidevogelbeleid te ondersteunen met actuele en gedetailleerde gegevens over weidevogelverspreiding en de ruimtelijke ligging van geschikte gebieden. En het is van belang te blijven experimenteren met nieuwe vormen van weidevogelbeheer.

Naar aanleiding van de bovenstaande toelichting willen wij u de volgende vragen aan u voorleggen.

Vragen

1. Kent u het bericht “geen afschot ganzen in weidevogelgebieden”?3

2. Bent u het met onze fractie eens dat afschot van ganzen in weidevogelgebieden in de broedperiode voor weidevogels ongewenst is? Zo ja, bent u bereid -en op welke termijn- geen vergunning meer te verlenen voor afschot van ganzen in de broedperiode en daarnaast het Rijk op te roepen aanvullende regels op te stellen ten aanzien van afschot van ganzen in weidevogelgebieden? Zo nee, waarom niet?

3. Onderschrijft u de uitkomst van de Weidevogelbalans 2010 dat de toegenomen mestgift een belangrijke factor is bij de achteruitgang van de weidevogels4? Zo nee, waarom niet?

4. Welke maatregelen zijn al door u genomen om de afname van weidevogels een halt toe te roepen?

5. Hoe succesvol vindt u, mede gelet op bovenstaande toelichting, uw weidevogelbeleid tot nu toe en kunt u dat toelichten?

6. Deelt u onze opvatting dat ganzen juist foerageren in de weidevogelgebieden door de voedselrijkheid van de graslanden? Zo nee, waar baseert u dat op?

A.H.K. van Viegen


Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

1 http://www.sovon.nl
2 http://www.weidevogelbescherming.nl
3 http://www.agd.nl/1096198/Nieuws/Artikel/Geen-afschot-van-ganzen-in-weidevogelgebieden.htm
4 SOVON, Weidevogelbalans 2010

Indiendatum: mrt. 2010
Antwoorddatum: 20 apr. 2010

Antwoord van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 15 maart 2010)
Nummer 2362

Onderwerp Afschot ganzen in weidevogelgebieden

Aan de leden van Provinciale Staten

Toelichting vragensteller

De aantallen weidevogels in Zuid-Holland en in Nederland staan onder druk. Ongeveer 70% van Nederland bestaat uit agrarisch gebied. Internationaal gezien neemt ons land een koppositie in voor veel vogels van het boerenland. Dit geldt met name voor de weidevogels, waarvan in de laatste decennia veel soorten sterk in aantal afnemen. Deze neergaande trend lijkt zich in de laatste jaren nog te versnellen. Tussen 1990 en 2000 verdween jaarlijks ruim 1% van de weidevogels uit het agrarisch gebied van Nederland. Sinds 2000 is de jaarlijkse afname zelfs opgelopen tot 5%1.
Daarom wordt sinds 1990 in Nederland op grote schaal beheerovereenkomsten met boeren afgesloten teneinde de biologische verarming van het agrarische landschap een halt toe te roepen. Ook binnen de Europese Unie zijn deze zogenaamde ‘agri¬environment schemes’ een belangrijk speerpunt van het landbouwbeleid geworden. Maar de grote vraag is of ook de weidevogels van dit beleid profiteren en of de genomen maatregelen voldoende zijn om de daling van het aantal weidevogels te stoppen en een herstel van de vroegere biodiversiteit mogelijk te maken.

Ganzen
LTO Noord stelt dat provincies in de broedperiode van weidevogelgebieden geen ontheffingen moeten verlenen voor de afschot van ganzen. Zij constateren strijdigheid van beleid bij het gebruik maken van de ontheffing om schade door overzomerende ganzen te bestrijden in weidevogelgebieden. Het botst als aan de ene kant middelen ingezet worden om de schade door overzomerende ganzen zoveel mogelijk te beperken, terwijl aan de andere kant inspanningen geleverd moeten worden voor een zo succesvol mogelijk weidevogelbeheer.
Daarnaast wordt in de haalbaarheidsstudie “nieuw weidevogelbeleid” van Alterra2 gesteld dat tijdens het haalbaarheidsonderzoek is gebleken dat actuele en accurate gegevens cruciaal zijn bij de vormgeving van effectief weidevogelbeheer. Het verdient aanbeveling de verdere vormgeving en uitvoering van het vernieuwde weidevogelbeleid te ondersteunen met actuele en gedetailleerde gegevens over weidevogelverspreiding en de ruimtelijke ligging van geschikte gebieden. En het is van belang te blijven experimenteren met nieuwe vormen van weidevogelbeheer.

1 http://www.sovon.nl

2 http://www.weidevogelbescherming.nl



1. Kent u het bericht “geen afschot ganzen in weidevogelgebieden”?

Antwoord Ja.

2. Bent u het met onze fractie eens dat afschot van ganzen in weidevogelgebieden in de broedperiode voor weidevogels ongewenst is? Zo ja, bent u bereid -en op welke termijn -geen vergunning meer te verlenen voor afschot van ganzen in de broed¬periode en daarnaast het Rijk op te roepen aanvullende regels op te stellen ten aanzien van afschot van ganzen in weidevogelgebieden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Afschot van ganzen in weidevogelgebieden in de broedperiode is ongewenst indien daarmee de weidevogels verontrust worden en/of hun nesten beschadigd worden. In dit verband verwijzen wij naar de artikelen 10 en 11 van de Flora-en faunawet op grond waarvan het is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten en nesten te beschadigen en te vernielen. Opzettelijke verstoring van bijvoorbeeld broedende weidevogels is dus verboden. Deze verbodsbepaling geldt voor eenieder als het gaat om dieren behorende tot een beschermde diersoort en is strafbaar op het moment dat men zich hieraan niet houdt. Indien men gebruikmaakt van de door ons afgegeven ontheffing voor afschot van ganzen dient men rekening te houden met deze rechtstreeks werkende verbods¬bepalingen. Gelet hierop zien wij geen reden afschot van ganzen in weidevogel¬gebieden in de broedperiode in zijn algemeenheid te verbieden.

3. Onderschrijft u de uitkomst van de Weidevogelbalans 2010 dat de toegenomen mestgift een belangrijke factor is bij de achteruitgang van de weidevogels4? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Bemesting is een van de redenen dat het gras in het voorjaar sneller groeit, waardoor vroeger gemaaid wordt op een moment dat het broedseizoen nog in volle gang is. Er zijn ook andere factoren die van belang zijn bij de achteruitgang. Knelpunt bij de oude Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) was dat weliswaar de nesten worden beschermd, maar dat na het uitkomen van de eieren de kuikenoverleving onvoldoende was. De kuikens konden door het vroege maaien onvoldoende percelen met hoger gras vinden, waarin ze bescherming tegen predatie en voldoende voedsel (insecten) konden vinden. Zie verder het antwoord op vraag 4

3 http://www.agd.nl/1096198/Nieuws/Artikel/Geen-afschot-van-ganzen-in¬weidevogelgebieden.htm 4 SOVON, Weidevogelbalans 2010

4. Welke maatregelen zijn al door u genomen om de afname van weidevogels een halt toe te roepen?

Antwoord

Per 1 januari 2010 is de nieuwe Subsidieregeling Natuur-en Landschapsbeheer (SNL) in werking getreden als opvolger van de Subsidieregeling agrarisch natuur¬beheer (SAN). In de SNL is (landelijk) bepaald dat weidevogelbeheer alleen nog maar kan worden aangevraagd op basis van een collectief beheerplan, opgesteld door een gebiedscoördinator. In dit plan moeten weidevogelmozaïeken tot stand komen die naast percelen waar de nesten worden beschermd, ook voldoende percelen bevatten waarin de kuikens kunnen opgroeien (zgn. kuikenland). Minimaal 14 % van de opper¬vlakte moet bestaan uit dit kuikenland, dat niet voor 1 juni wordt gemaaid. Het kuiken¬land moet bovendien goed gespreid in het mozaïek liggen, zodat het voor alle kuikens bereikbaar is. Op 9 maart 2010 hebben GS dit mozaïekbeheer voor het broedseizoen 2010 vastgesteld. Het betreft weidevogelbeheer op ruim 15.000 ha op de meest weidevogelrijke percelen in Zuid-Holland, waarmee voor 2010 een bedrag van circa
2.5 miljoen euro is gemoeid.

5. Hoe succesvol vindt u, mede gelet op bovenstaande toelichting, uw weidevogelbeleid tot nu toe en kunt u dat toelichten?

Antwoord

De weidevogelbescherming was onder de SAN onvoldoende om de achteruitgang te stoppen. Met het nieuwe systeem zal in 2010 voor het eerst in geheel Nederland worden gewerkt. Bij de ontwikkeling van dit systeem is gedurende meerdere jaren proefgedraaid in pilots, waarbij vogelbescherming en andere partijen nauw betrokken zijn geweest. De resultaten in de pilots waren zodanig goed, dat mag worden ver¬wacht dat de opschaling van dit systeem naar alle weidevogelgebieden in Nederland een verbetering zal betekenen voor de broedresultaten van de weidevogels. Of het voldoende zal zijn om de achteruitgang te stoppen, moet worden afgewacht.

6. Deelt u onze opvatting dat ganzen juist foerageren in de weidevogelgebieden door de voedselrijkheid van de graslanden? Zo nee, waar baseert u dat op?

Antwoord

Ganzen foerageren graag op agrarische graslanden, vanwege het feit dat hier voedselrijk gras te vinden is. Dit betreft weidevogelgebieden, maar ook graslanden buiten weidevogelgebieden. Er is geen onderscheid in de voedselrijkheid van agrarische graslandpercelen binnen en buiten weidevogelgebieden.

Den Haag, 20 april 2010
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

secretaris, M.H.J. van Wieringen-Wagenaar

voorzitter, J. Franssen

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen dood dolfijnen en bruinvissen door windmolenparken op zee

Lees verder

Schriftelijke vervolgvragen megavarkensstal te Reeuwijk

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer