Schrif­te­lijke vragen bescherming weide­vogels en verbe­tering weide­vo­gel­stand


Indiendatum: sep. 2011

SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Aan : Gedeputeerde Staten
Datum : 27 september 2011
Onderwerp : Schriftelijke vragen bescherming weidevogels en verbetering weidevogelstand

Toelichting
Populaties van boerenland- en weidevogels in Europa zijn gedaald naar een dieptepunt. Dit blijkt uit de laatste gegevens van het Pan-European Monitoring Scheme en de Natuurbalans van het Planbureau voor de Leefomgeving . Hierin zijn tussen 1980 en 2009 populaties van 145 algemene vogelsoorten in 25 landen onderzocht. De resultaten laten zien dat boerenland- en weidevogels het hardst achteruit gaan en dat ze de laagste aantallen ooit hebben bereikt. In de top 10 van de snelste dalers staan onder andere verschillende kenmerkende soorten van het Nederlandse boerenland, zoals patrijs (66% afname), grutto (55% afname), graspieper (51% afname) en kneu (49% afname).

Intensivering van de landbouw is één van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van weidevogels. De resultaten laten duidelijk zien dat een herziening en verduurzaming van het landbouwbeleid noodzakelijk is om boerenlandvogels op de korte en de lange termijn beter te beschermen.

Zuid-Holland
Ook in de provincie Zuid-Holland neemt de stand van de weidevogels jaarlijks met 3% verder af. Het is zorgelijk dat -ondanks de inspanningen die geleverd wordt met agrarisch natuurbeheer- de weidevogels toch aan het verdwijnen zijn. Het agrarisch natuurbeheer blijkt niet genoeg effect te hebben om de achteruitgang van de weidevogels tot stilstand te brengen en om te buigen naar een toename.

Alleen weidevogelbeheer blijkt niet voldoende te zijn. De weidevogelgebieden in de provincie zullen ook voldoende geschikt leefgebied moeten bieden voor de weidevogels. Maar dat stelt ook hogere eisen aan bijvoorbeeld het waterbeheer en het maaibeleid. Daarnaast dienen weidevogelgebieden open blijven en niet ten prooi te vallen aan stedelijke ontwikkelingen, infrastructuur of glastuinbouw.

Toelichting op vraag 16
Er zijn in de provincie voorbeelden te geven van weidevogelgebieden waar de weidevogelstand juist bijzonder goed is, maar waar een ruimtelijke ontwikkeling een grote bedreiging vormt. Een aantal voorbeelden:
• Vosse- en Weerlanerpolder bij Hillegom. Dit betreft een relatief klein gebied, maar met bijzonder hoge dichtheden aan weidevogels. Dit gebied dreigt te worden ontwikkeld als recreatiegebied en wordt bedreigd door uitbreiding van infrastructuur (verbinding N205-N206). Het is nu echter geen weidevogelgebied (volgens Provinciale Structuurvisie), maar wel één van de laatste graslanden in de Bollenstreek.
• Polder Gnephoek bij Alphen aan de Rijn. Deze polder betreft een weidevogelgebied volgens de Structuurvisie, maar wordt bedreigd door plannen voor uitbreiding van infrastructuur (rondweg Alphen met aansluiting bij geplande Maximabrug en woningbouw. Die plannen zijn o.a. onderdeel van de Transformatievisie Oude Rijnzone.)
• Aalkeetbuitenpolder bij Vlaardingen en Polder Noord Kethel in Midden-Delfland. Deze polder is een gebied van Natuurmonumenten (waar juist extra maatregelen zijn genomen afgelopen jaren voor de weidevogels en met groot succes) , dat sterk bedreigd wordt door de plannen voor de Blankenburgtunnel!
Naar aanleiding van de bovenstaande toelichting wil de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voorleggen.

Vragen:
1) Kent u het persbericht “Boerenlandvogels bereiken dieptepunt in Europa?”

2) Onderschrijft u de bevinding van het onderzoek dat de intensieve landbouw één van de belangrijkste oorzaken is van de achteruitgang van het aantal weidevogels en dat de voortdurende achteruitgang van weidevogels de noodzaak toont dat het huidige agrarisch natuurbeheer aanpassing vereist? Zo ja, welke maatregelen gaat u vanuit uw verantwoordelijkheid nemen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

3) In 2010 is de subsidieregeling voor weidevogels aangepast (van Subsidie Agrarisch Natuurbeheer naar (SAN) naar Subsidie Natuur en Landschapsbeheer (SNL). Dat betekent dat er strengere eisen worden gesteld voor deelname aan de regeling, zodat de weidevogels meer overlevingskansen hebben. Hoeveel boeren doen er mee, dan wel zijn afgehaakt als gevolg van de nieuwe regeling en hoe worden de resultaten van de nieuwe regeling door de provincie gemonitord?

4) Bent u bereid om bij subsidieverlening aan boeren ten behoeve van weidevogelbescherming, voorwaarden te stellen met betrekking tot een waterpeil dat de weidevogelstand positief beïnvloedt? Zo nee, waarom niet?

5) Bent u bereid om bij subsidieverlening aan boeren ten behoeve van weidevogelbescherming, de voorwaarde te stellen dat er na 1 juli gemaaid mag worden, om de kuikens ongehinderd te kans te geven om te groeien en te kunnen wegvliegen als er gemaaid wordt? Zo nee, waarom niet?

6) Hoeveel subsidie is er jaarlijks sinds 2007 (in het kader van het ILG) naar agrariërs ten behoeve van agrarisch natuurbeheer in Zuid-Holland gegaan?

7) Hoeveel subsidiegeld is er sinds 2007 aan agrariërs ter beschikking gesteld ter verbetering van de weidevogelstand in Zuid-Holland?

8) Tot welke verbeteringen heeft dit beleid geleid m.b.t. de weidevogelstand in Zuid-Holland?

9) Indien er bij agrarisch natuurbeheer sprake is van een teruggang van weidevogels in plaats van een verbetering, bent u dan met ons van mening dat deze subsidies niet meer verleend moeten worden, maar dat het geld op een andere manier besteed moet worden, via maatregelen, die wel leiden tot verbetering van de weidevogelstand in de betreffende gebieden? Zo nee, aan welke maatregelen denkt u dan om de doelstellingen alsnog te bereiken?

10) Hoeveel subsidiegeld is er sinds 2007 ter beschikking gesteld aan boeren ter verbetering van de biodiversiteit?

11) Indien er bij agrarisch natuurbeheer sprake is van een teruggang van de biodiversiteit in die gebieden waarvoor de gelden juist bedoeld waren om de biodiversiteit te verbeteren, van een verslechtering, bent u dan met onze fractie van mening dat deze subsidies niet meer verleend moeten worden, maar dat deze gelden op een andere manier besteed moet worden, via maatregelen, die wel leiden tot verbetering van de biodiversiteit in de betreffende gebieden? Zo nee, aan welke maatregelen denkt u dan om de doelstellingen alsnog te bereiken?

12) Op welke manier en hoe vaak hebben er controles plaatsgevonden naar de besteding en de effecten van de financiële middelen van agrarisch natuurbeheer (verbetering weidevogelstand en biodiversiteit)?

13) Op welke wijze is het resultaat gemeten?

14) Welke maatregelen gaat u treffen om de weidevogelstand en de biodiversiteit in Zuid/Holland daadwerkelijk te verbeteren en kunt u inzicht geven wat de bezuinigingen op de natuur gaan betekenen voor de weidevogels in Zuid-Holland? Blijft er voldoende geld beschikbaar om de huidige beschermde weidevogelgebieden in Zuid-Holland te blijven beschermen? En zo nee, wat gaat u dan ondernemen om te voorkomen dat de weidevogels op korte dan wel langere termijn uitsterven in Zuid-Holland?

15) Ook in de polder Oude Oostdijk op Goeree-Overflakkee dreigt het dramatisch mis te gaan met de weidevogelstand . Polder Oude Oostdijk is van oudsher een bijzonder weidevogelgebied en is het enige beschermde agrarische weidevogelgebied op Goeree-Overflakkee. Welke maatregelen gaat u nemen om de terugloop van weidevogels in deze polder tegen te gaan?

16) Welk beleid wil de provincie ten aanzien van deze gebieden hanteren teneinde het herstel van weidevogelpopulaties niet nog verder uit het zicht te verliezen?

17) Welke zienswijze heeft u ten aanzien van de aanleg van de Blankenburgtunnel in relatie tot de vele weidevogels die daar leven en de dupe worden van de aanleg van deze tunnel?

18) De Milieufederatie Zuid-Holland heeft de provincie Zuid-Holland in een brief opgeroepen om, naast het agrarisch natuurbeheer zoals uitgewerkt in het nieuwe Natuurbeheerplan, een kwaliteitsverbetering mogelijk te maken in de bescherming van weidevogels. Er zijn daarvoor extra maatregelen nodig om de leefgebieden van de weidevogels te verbeteren. Wat heeft u met de inhoud van deze brief gedaan of gaat u doen?

19) Welke beschermende maatregelen bent u van plan te gaan nemen ter bescherming van de weidevogelstand in relatie tot ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld het niet toestaan van verdere bebouwing in groene gebieden en specifieke weidevogelgebieden en de aanleg van nieuwe infrastructuur?

A.H.K. van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

1 http://www.ebcc.info/index.php?ID=457

2 http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500402017.pdf

3 http://www.natuurmonumenten.nl/content/weidevogelstand-delfland-stijgt-spectaculair

Indiendatum: sep. 2011
Antwoorddatum: 27 sep. 2011

Klik hier voor de antwoorden.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen verleende vergunning Natuurbeschermingswet voor gebruik glyfosaat

Lees verder

Schriftelijke vragen overheveling OV-gelden naar de Rijnlandroute

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer