Schriftelijke vragen provinciale vrijstellingen overige diersoorten Wet Natuurbescherming
Indiendatum: apr. 2017
Toelichting
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. De nieuwe Wet natuurbescherming kent drie categorieën van beschermde plant- en diersoorten die ook terug te vinden zijn in de artikelen met verbodsbepalingen: alle vogels uit de Europese Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wet Natuurbescherming), alle soorten die in de Europese Habitatrichtlijn vermeld worden (artikel 3.5 Wet Natuurbescherming) en de zogenaamde ‘overige soorten’ (artikel 3.10 Wet Natuurbescherming), die alleen op nationaal niveau beschermd zijn.
De lijst met soorten waar artikel 3.1 en artikel 3.5 van de Wet Natuurbescherming op van toepassing zijn, staat vast, maar provincies hebben wel het recht om af te wijken van de lijst van ‘overige soorten’ waarop artikel 3.10 van toepassing is, door vrijstelling te verlenen voor bepaalde soorten uit deze lijst. Hierdoor kan deze lijst per provincie verschillen.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben een vrijstelling afgegeven voor de volgende ‘overige soorten’:
Zoogdieren Amfibieën:
Aardmuis Bastaardkikker
Bosmuis Bruine kikker
Bunzing Gewone pad
Dwergmuis Kleine watersalamander
Dwergspitsmuis Meerkikker
Egel
Gewone bosspitsmuis
Haas
Hermelijn
Huisspitsmuis
Konijn
Ree
Rosse woelmuis
Veldmuis
Vos
Wezel
Woelrat
Doordat de provincie Zuid-Holland vrijstelling heeft verleend voor deze nationaal beschermde soorten, zijn deze dieren in Zuid-Holland niet beschermd. Een nadere onderbouwing die tot deze vrijstelling en dus ‘vogelvrijverklaring’ heeft geleid, is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland niet gegeven.
Naar aanleiding van deze verleende vrijstellingen door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland wil de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voorleggen.
Vragen
1. Waarom is er door GS geen nadere onderbouwing gegeven voor de vrijstelling van de in de toelichting vermelde ‘overige soorten’?
2. Wat is het beleid en de onderbouwing die heeft geleid tot de verleende vrijstelling van deze nationaal beschermde diersoorten in Zuid-Holland? Kunt u dit per diersoort nader toelichten (Over de bunzing, hermelijn, wezel en de dwergspitsmuis worden onderstaand aparte vragen gesteld)?
3. Kunt u specifiek aangeven waarom er voor de bunzing, de hermelijn en de wezel vrijstellingen zijn afgegeven, terwijl deze diersoorten soorten in de provincie Zuid-Holland zeldzaam zijn en niet verantwoordelijk zijn voor enige vorm van schade?
4. Welke negatief effect heeft volgens u vrijstelling van diersoorten als de bunzing, de hermelijn en de wezel op de natuur en het ecosysteem, gezien alle drie de roofdieren aan de top van een voedselketen staan?
5. De dwergspitsmuis behoort tot de insecteneters. Deze muis is ongeveer zo klein als een mensenduim, leeft vrijwel uitsluitend in het buitengebied (niet in de bebouwde kom), richt geen enkele schade aan en is zeldzaam in de provincie Zuid-Holland (en in de rest van Nederland). Kunt u nader onderbouwen waarom u dan toch een vrijstelling hebt afgegeven voor deze diersoort?
6. Een aantal van de genoemde diersoorten komen voor in het Natura 2000-gebied de Biesbosch, dat bestaat uit een Brabants en een Zuid-Hollands deel. In de provincie Brabant zijn deze diersoorten (vanaf 01-10-2017) niet vrijgesteld door GS van Noord-Brabant. Is er overleg geweest met de provincie Noord-Brabant en zo ja wat is er uit dat overleg voort gekomen? Zo nee, waarom heeft er geen afstemming plaatsgevonden?
7. Is er sowieso interprovinciaal overleg geweest over te verlenen vrijstellingen? Zo ja, kunt u ons de uitkomst hiervan doen toekomen? Zo nee, waarom niet, zeker gezien het feit dat deze dieren landelijk zijn beschermd?
8. Bent u met ons van mening dat interprovinciale afstemming nodig is op het gebied van vrijstellingverleningen ingevolge de Wet natuurbescherming om landelijk en regionaal een goede bescherming van dieren te waarborgen en te voorkomen dat er onwenselijke provinciale verschillen zijn?
9. Kunt u verklaren waarom in Noord-Brabant voor de diersoorten bunzing, hermelijn en wezel geen vrijstelling wordt verleend en in Zuid-Holland wel?
10. Bent u met ons van mening dat het onwenselijk en niet goed werkbaar is dat deze diersoorten in het Noord-Brabantse deel van de Biesbosch wel beschermd zijn en in het Zuid-Hollandse deel niet? Zo nee, waarom niet?
11. Zo ja, bent u voornemens om de lijst met vrijstellingen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
A.H.K. van Viegen
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provincie Zuid-Holland
Indiendatum:
apr. 2017
Antwoorddatum: 17 mei 2017
Klik hier voor de antwoorden.
Interessant voor jou
Schriftelijke vragen luchtkwaliteit
Lees verderSchriftelijke vervolgvragen bebouwing strand Hoek van Holland
Lees verder