Schrif­te­lijke vragen stikstof


Indiendatum: jan. 2020

Toelichting

In de brief van 13 november 2019 (EK, 2019-2020, 35 334, A) over de problematiek rond stikstof geven de ministers aan dat op het moment van de uitspraak van de Raad van State over de PAS een aantal projecten in uitvoering was, waarvoor met een melding was volstaan maar die op grond van die uitspraak alsnog een vergunning nodig hebben.

Naar aanleiding hiervan legt de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voor.

Vragen

1) Is het juist dat die activiteiten als gevolg van de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dd. 29 mei 2019 illegaal zijn en dat legalisering via een vergunning noodzakelijk is?

2) Blijkens de beantwoording van vragen van de fractie van de Partij voor de Dieren in de Eerste Kamer (nota naar aanleiding van het eindverslag) bij de behandeling van de Spoedwet stikstof betreft het aantal te legaliseren projecten in het gehele land 3.637 meldingen. De minister schrijft: “Er zijn 3350 gewone meldingen en 287 prioritaire meldingen, in totaal 3.637. De meldingen betreffen onder meer landbouw (meer dan 3000), industrie (meer dan 100), energie (meer dan 60), bouw (meer dan 10), infrastructuur (meer dan 10)”. Kan het college de projecten exact benoemen (initiatiefnemer, locatie, projectomschrijving) waarvoor aan het college meldingen zijn gedaan en die vallen onder de door de minister bedoelde meldingen?

3) Heeft het college al van de initiatiefnemers van de in de vorige vraag bedoelde projecten verlangd dat een vergunningtraject wordt doorlopen?

4) Als vraag 3 ontkennend wordt beantwoord, is het college dan gehouden op grond van de vaste rechtspraak van de bestuursrechter met betrekking tot de beginselplicht tot handhaving, over te gaan tot handhavingsmaatregelen? Zo nee, op grond van welke juridische redenering meent het college dan van handhavingsmaatregelen te kunnen afzien?

5) Als vraag 3 bevestigend moet worden beantwoord, is het college dan gehouden om de vergunningaanvragen van die initiatiefnemers eerst te behandelen voordat nieuwe projecten in behandeling worden genomen? Zo nee, op grond van welke juridische redenering meent het college dan nieuwe projecten eerder te mogen behandelen dan de te legaliseren projecten?

6) Indien een passende beoordeling in het kader van de op legalisering van de in vraag 2 bedoelde projecten gerichte vergunningverlening moet worden gegeven, wordt daarin dan de stikstofdepositieruimte betrokken die beschikbaar komt uit de drie maatregelen die ingevolgde de Spoedwet stikstof worden getroffen? (verlaging maximumsnelheid, veevoedermaatregelen, inkrimping varkensstapel)?

7) In het kader van de behandeling van de Spoedwet stikstof heeft de minister aangegeven dat het voornemen bestaat om met vergunning de realisering van 75000 woningen en van een aantal infrastructurele projecten mogelijk te maken door maatregelen die stikstofdepositieruimte creëren. Kan het college exact aangeven (initiatiefnemer, locatie, projectomschrijving) voor welke woningbouwprojecten en infrastructurele maatregelen als door de minister bedoeld het college bevoegd is de vergunning te verlenen?

8) Acht het college het aannemelijk dat na legalisering van de illegale projecten als bedoeld in vraag 2 er nog voldoende stikstofdepositieruimte resteert voor het kunnen realiseren van de nieuwe projecten bedoeld in vraag 7? Zo nee, wat gaat het College doen met de nieuwe projecten als bedoeld in vraag 7?

Carla van Viegen

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren

Provinciale Staten Zuid-Holland

Indiendatum: jan. 2020
Antwoorddatum: 22 jan. 2020

Klik hier voor de antwoorden.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen (vergunningen) vuurwerk

Lees verder

Schriftelijke vragen afschot reeën

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer