Schrif­te­lijke vragen voortgang natuur­re­a­li­satie


Indiendatum: 26 jan. 2024

Toelichting

De vragen leiden tot een wat uitgebreidere toelichting om de tijdlijn en ontwikkeling van het gevoerde natuurbeleid te verduidelijken en meer inzicht te geven in de gestelde vragen.

In 2011 saneerde kabinet Rutte1 het natuurbeleid en vormde de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) om tot Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Het beoogde oppervlak natuur werd verlaagd, de ecologische verbindingen werden grotendeels geschrapt, het budget werd gehalveerd en de uitvoering werd versnipperd. Het natuurbeleid werd gedecentraliseerd naar de provincies. Het Rijk, en provincies legden de afspraken over de realisatie van het natuurbeleid vast in het Natuurpact. Na de decentralisatie werd door de provincies een nieuwe gezamenlijke organisatie opgericht die in samenspraak met het IPO en het ministerie van LNV een jaarlijkse voortgangsrapportage over het gesloten natuurpact verzorgt. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) constateerde onlangs dat het Rijk toch extra moet inzetten op het landelijke stikstofbeleid, maar de eerste natuurdoelanalyses van de ecologische autoriteit laten juist zien dat de inzet van de provincies (ver) achterblijft wat nodig is.[1] Eén van de punten die uit de beleidsdoorlichting en de onafhankelijke evaluatie prominent naar voren kwam was dat de onduidelijkheid over beleidsverantwoordelijkheid en regie de voortgang in de weg zit.[2]

Uit de voortgangsrapportages, inclusief de laatste, blijkt dat de realisatie al jaren zowel kwantitatief als kwalitatief, ver achter blijft bij wat afgesproken is – en wat afgesproken is, blijft ver achter bij wat nodig is.[3]

Het uitgeklede natuurbeleid en de achterblijvende realisatie zorgen ervoor dat Nederland de afgesproken biodiversiteitsdoelen niet haalt. En zolang Nederland die doelen niet haalt en een deel van de natuur blijft verslechteren, blijven ook de problemen voor boeren en bouwers bestaan. De gedachte achter het natuurnetwerk is dat Nederland te klein is voor grote natuurgebieden die volledig op zichzelf kunnen functioneren en dat het daarom belangrijk is van de vele kleintjes één geheel te maken door ze te vergroten en te verbinden. In dat natuurnetwerk is dan ruimte voor reservaten, agrarisch beheer, buffergebieden en robuuste verbindingszones. Die laatste twee werden in het natuurpact geschrapt en het uitbreiden van het netwerk verloopt zeer langzaam. Goede ecologische verbindingen ontbreken veelal. Daardoor is er geen sprake van een robuust en samenhangend netwerk, maar resteert een handvol kleine gebiedjes, geïsoleerd in het landschap. Die versnipperde natuurgebieden zijn kwetsbaar, waardoor niet alleen de kwantitatieve, maar juist ook de kwalitatieve doelstellingen niet worden gehaald. Het behalen van de (inter)nationale wettelijke doelen voor natuur is niet zo zeer een sectoraal belang van natuurbeschermers en natuurliefhebbers, maar is een maatschappelijk belang. Dit geldt overigens niet alleen voor de natuurdoelen, maar eveneens voor de Kaderrichtlijn Water en de klimaatdoelen. Het behalen van de integrale doelen voor natuur, water en klimaat is randvoorwaardelijk om op de lange duur te kunnen blijven leven en ondernemen in dit land.

Van de 80.000 hectare in Nederland in te richten nieuwe natuur was eind 2022 60 procent gerealiseerd. De landelijke voortgangsrapportage constateert dat het jaarlijkse tempo waarmee het natuurnetwerk wordt uitgebreid te laag is om de gemaakte afspraken waar te maken. Dat betekent dat na eerder uitstel van realisatie van het netwerk in 2018 naar 2027 ook die nieuwe laatste deadline niet gehaald zal worden. Naast nieuwe natuur is er ook 1000 hectare agrarisch natuurbeheer gerealiseerd. De totalen komen hiermee op een kleine 704 duizend hectare natuur en 104 duizend hectare agrarisch beheer. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft berekend dat er voor het realiseren van de biodiversiteitsdoelen ten minste 150.000 hectare extra natuur nodig is en er volgens schattingen ook nog zo’n 600.000 hectare agrarische natuurbeheer nodig is. Als niet wordt gedaan wat nodig is, faalt het beleid.

De slechte natuurkwaliteit in Nederland is voor een belangrijk deel het gevolg van een minimale inzet van het natuurbeleid. Daarbij worden bovendien de effecten van beleid en herstelmaatregelen vaak te positief ingeschat. Achteraf blijkt dan dat ze toch niet goed werken en zeker niet zolang de milieudruk niet vermindert. Bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is zo min mogelijk begrensd, terwijl het belang van landbouwgronden voor natuurkwaliteit stelselmatig te hoog werd ingeschat. Juist daar is er sprake van integrale achteruitgang: akkervogels, graslandpaddenstoelen, weidevogels, graslandvlinders, akkerkruiden en kleine marterachtigen gaan allemaal schrikwekkend achteruit. Terwijl er miljarden aan subsidie voor worden ingezet.

Wetenschappelijke evaluaties van het Agrarisch Natuurbeheer[4], maar ook berekeningen van de Algemene Rekenkamer[5] laten zien dat die subsidies niet de beoogde effecten hebben. Het Ministerie van Financiën berekende onlangs dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de effectiviteit van alle middelen op de LNV begroting. Dat is zeer zorgwekkend.

De natuurindicatoren op het Compendium voor de Leefomgeving [6] laten zien dat het draagvlak voor natuur enorm groot is en vele duizenden boeren, terreinbeheerders en vrijwilligers grote inspanningen leveren om de kwaliteit van natuur en landschap overeind te houden. Die inspanningen hebben echter weinig effect zolang er te weinig wordt gedaan om de grootste drukfactoren zoals de overmatige stikstofdepositie en verdroging te verminderen.

Het werkelijke beeld van de verbetering van de natuurkwaliteit is al met al zeer zorgwekkend. Ongeveer driekwart van de soorten van de habitatrichtlijn en maar liefst 90 procent van de habitattypen bevindt zich in ongunstige staat van instandhouding. Uit de rapportage blijkt ook dat de categorie ‘zeer ongunstig’ is gegroeid van 46 procent naar 54 procent. Dat is in strijd is met het verslechteringsverbod uit de Habitatrichtlijn, die sinds 1992 van kracht is, en reden om per direct maatregelen te nemen om die verslechtering te stoppen.

Naar aanleiding van deze toelichting legt de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voor.

Vragen

  1. Kan op hoofdlijnen worden aangegeven wat de resultaten voor Zuid-Holland zijn van het door de provincie gevoerde natuurbeleid sinds het Natuurpact? In hoeverre worden de resultaten van het gevoerde beleid gemonitord door de provincie en op welke aspecten worden deze beoordeeld?
  2. Zijn de genomen maatregelen in onze provincie tot nu toe voldoende of is er extra inzet nodig en waar is dit op gebaseerd?
  3. Als er extra maatregelen nodig zijn, welke maatregelen worden er wanneer door het college genomen de komende jaren?
  4. Welke verantwoordelijkheid heeft het Rijk hierin nog en wat hebt u nodig van het Rijk om de doelen te kunnen realiseren?
  5. Zijn ook in Zuid-Holland de effecten van het gevoerde beleid te positief ingeschat? Zo ja kunt u aangeven waar dit door komt?
  6. Welke lessen trekken GS hieruit in dat geval?
  7. Agrarische subsidies voor de natuurdoelstellingen hebben niet het beoogde effect, zo blijkt uit wetenschappelijke evaluaties en onderzoek van de Rekenkamer en dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over de effecten, zo gaf het Ministerie van LNV aan. Gaat het college de effecten van de agrarische subsidies nu zodanig monitoren dat de effecten wel goed gemeten kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken?
  8. Kunnen GS een overzicht geven van eigen agrarische subsidies van de afgelopen jaren (GLB, en daarbuiten)? Is daarvan ooit de effectiviteit in kaart gebracht conform het onderzoek van de Rekenkamer (RVO heeft dat recent overigens ook gedaan)?
  9. Bent u met ons van mening dat er zo niet met overheidsgeld omgegaan moet worden als de effecten van de effecten van agrarisch natuurbeheer niet weergegeven kunnen worden en de effecten dus onduidelijk blijven? Zo nee, waarom niet?
  10. Is onze conclusie juist dat er sprake is van onvoldoende verbetering van de natuurkwaliteit? Zo nee, kunt u beargumenteerd aangeven waarom niet?
  11. Bent u bereid om daadwerkelijk effectieve natuurmaatregelen door te voeren wanneer deze noodzakelijk blijken om te kunnen voldoen aan de wettelijke natuurdoelen? Bent u bereid om ook deze noodzakelijke maatregelen te treffen wanneer er sprake is van negatieve gevolgen voor huidige ondernemers in het gebied? Kunt u dit nader toelichten?
  12. Welke lessen trekken GS uit de onvoldoende verbetering van natuurkwaliteit?
  13. Welke maatregelen/beleidsvoorstellen liggen binnen het eigen provinciale domein die als kansrijk worden gezien om sneller verbetering te realiseren.
  14. Er is sprake van ‘in- en uitdeuking’ van NNN-gebieden. Kan een overzicht worden gegeven waar er is in- en uitgedeukt in Zuid-Holland?
  15. Heeft dit geleid tot meer of minder NNN-gebied en kunt u aangeven hoeveel meer of minder?
  16. Het kan zijn dat indeuking nadelig is voor de kwaliteit en robuustheid van een NNN-gebied. Kunt u onderbouwd aangeven of de kwaliteit van de in- en uitdeuking hetzelfde is gebleven? Hoe wordt dit getoetst?

Carla van Viegen
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren
Provinciale Staten Zuid-Holland

[1] https://www.ecologischeautoriteit.nl/adviezen?it=fp&status=afgerond
[2] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/11/28/kamerbrief-over-reactie-op-beleidsdoorlichting-lnv-begrotingsartikel-12-natuur-en-biodiversiteit-2015-2019
[3] https://www.bij12.nl/onderwerp/natuurinformatie/voortgangsrapportage-natuur/
[4] https://www.nature.com/articles/35099540
[5] https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2021/12/14/waar-is-de-grutto
[6] https://www.clo.nl/

Klik hier voor de antwoorden. En klik hier, hier, hier en hier voor extra informatie.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Leenheerenpolder

Lees verder

Schriftelijke vragen advies Ecologische Autoriteit

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer